ECLI:NL:RBDHA:2019:692
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Italië
Op 17 januari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL18.23982 en NL18.23983, waarbij de rechtbank de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, die de Gambiaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen.
Tijdens de zitting op 9 januari 2019 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde mr. N.D. Schraa vertegenwoordigde hem. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en overwogen dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren, wat inhoudt dat Italië zijn verplichtingen onder het Vluchtelingenverdrag en het EVRM zal nakomen. Eiser voerde aan dat de opvangomstandigheden in Italië verslechterd zijn, maar de rechtbank oordeelde dat er geen voldoende bewijs was dat dit het geval was en dat er geen reëel risico bestond voor eiser.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.