1.1Eiser stelt dat hij zich vanwege zijn seksuele gerichtheid en omdat hij daarom was gevlucht verantwoordelijk voelde voor de slechte situatie waarin zijn familie zich bevond. Recent heeft eiser het contact met zijn familie hersteld en omdat toen bleek dat zij het goed maken, voelt eiser zich nu minder schuldig. Daardoor kan hij nu trots zijn op wie hij is en eindelijk openlijk uitkomen voor zijn gerichtheid. Eiser is daarover door verweerder gehoord en daar is een verslag van gemaakt. Eiser heeft een verslag over zijn eigen ontwikkeling als homoseksuele man overgelegd. Dit verslag is gemaakt door zijn vrienden [vrienden eiser] , bij wie eiser woont. Ook heeft eiser meerdere verklaringen van derden overgelegd die zijn homoseksuele gerichtheid onderschrijven.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser zijn gestelde homoseksuele gerichtheid niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft dus geen nieuwe elementen of bevindingen aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling daarvan, aldus verweerder.
3. De toets van de rechter is in deze zaak beperkt tot de vraag of verweerder terecht tot de conclusie is gekomen dat eiser, kort gezegd, niets nieuws dat relevant kan zijn heeft aangevoerd sinds zijn vorige asielprocedures. Als geen sprake is van ‘nieuwe elementen of bevindingen die relevant kunnen zijn voor het beoordelen van de aanvraag’ mag verweerder volstaan met die vaststelling en hoeft de asielaanvraag niet integraal te worden beoordeeld. Aangezien eiser aan de huidige aanvraag alleen zijn homoseksuele gerichtheid ten grondslag legt, is het aan verweerder om te beoordelen of hij nu met nieuw en relevant ‘bewijs’ van deze gerichtheid komt. Het onderzoek naar de geloofwaardigheid van een homoseksuele gerichtheid is echter niet eenvoudig. Verweerder moet daarom rekening houden met de omstandigheid dat het voor eiser niet mogelijk is om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij homoseksueel gericht is, terwijl de enkele stelling dat hij dat is, ook niet voldoende is. De rechtbank houdt hier ook rekening mee, maar de beoordeling is dus beperkt tot wat nieuw en relevant is sinds de vorige asielprocedures.
4. In het gehoor dat verweerder met eiser houdt, is het eisers verantwoordelijkheid om zijn gerichtheid aannemelijk te maken. Hoewel verklaringen van derden relevant kunnen zijn, mag verweerder in zijn onderzoek de nadruk leggen op wat eiser zelf kan vertellen over zijn gerichtheid. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder van eiser, iemand die afkomstig is uit een land waar men een homoseksuele gerichtheid niet accepteert en waar dit mogelijk strafbaar is gesteld, verwachten dat bij hem sprake zal zijn van een (denk)proces waarin hij zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan wat de maatschappij (en de wet) verwacht en op welke wijze hij daaraan invulling wil en kan geven. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een seksuele gerichtheid mag verweerder daarom, ook volgens vaste rechtspraak, de nadruk leggen op het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop eiser verklaart daarmee te zijn omgegaan.
5. Eiser voert in zijn beroepsgronden aan dat verweerder onzorgvuldig te werk is gegaan tijdens het gehoor. Eiser stelt namelijk dat uit het verslag van het gehoor duidelijk blijkt dat hij en de hoormedewerker van verweerder elkaar niet goed hebben begrepen. Ook heeft verweerder de ‘samenwerkingsplicht’ geschonden, door enkel te vragen naar wat er is veranderd sinds het afronden van de vorige asielprocedures. Volgens eiser had hij actief bevraagd moeten worden over persoonlijke beleving, zijn eigen ervaringen en de situatie in het land van herkomst voor mensen met een homoseksuele gerichtheid. Los van de zorgvuldigheid van het gehoor voert eiser aan dat hij zijn gestelde homoseksuele gerichtheid wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt en dat verweerder dit niet heeft onderkend. Eiser heeft uitgebreid verklaard over de voortgaande ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt na het contact met zijn familie. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij een besluit heeft genomen om openlijk voor zijn seksuele gerichtheid uit te komen en trots te zijn. Verder heeft eiser de aard en diepgang van zijn contacten uitvoerig toegelicht. Deze en andere verklaringen worden ook nog ondersteund door de documenten die hij overlegt, terwijl verweerder die niet in samenhang weegt. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 juni 2017waaruit volgt dat verklaringen afkomstig uit niet-objectieve bronnen, niet daardoor al geen of onvoldoende bewijskracht hebben.