ECLI:NL:RBDHA:2019:7480
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van een voorrangsverklaring op basis van eigen keuzes in woonsituatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een aanvraag ingediend voor een voorrangsverklaring, die door de gemeente was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet buiten eigen schuld en toedoen in zijn huidige woonsituatie was terechtgekomen. De eiser had ervoor gekozen om zijn gezin naar Nederland te laten komen zonder dat hij beschikte over passende woonruimte. Dit leidde tot de conclusie dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een voorrangsverklaring zoals gesteld in de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij de eiser in eerste instantie zijn aanvraag had ingetrokken, maar later opnieuw in behandeling werd genomen. De gemeente had de aanvraag afgewezen op basis van een advies van de Toetsingscommissie, omdat de eiser niet aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser met zijn gezin nog steeds op het adres woonde waar hij eerder problemen had ervaren en dat hij niet had aangetoond dat hij buiten zijn eigen schuld in deze situatie was gekomen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet in aanmerking kwam voor de voorrangsverklaring en dat de gemeente terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.