ECLI:NL:RBDHA:2019:8165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
8 augustus 2019
Zaaknummer
83/125262-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwaarlozing van vee en de gevolgen voor de verdachte in het kader van de Wet Dieren

Op 7 augustus 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verwaarlozing van zijn veestapel. De zaak betrof meerdere parketnummers, waaronder 83/125262-18 en 83/071118-19, en vond zijn oorsprong in een onderzoek door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, die ernstige misstanden op het bedrijf van de verdachte had geconstateerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als houder van dieren, de nodige verzorging had onthouden aan zijn runderen, kalveren en schapen. Dit leidde tot een veroordeling tot een voorwaardelijke geldboete van € 6.000,- met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn visuele beperking en financiële problemen, die hem belemmerden om zijn bedrijf adequaat te besturen. Ondanks eerdere waarschuwingen en maatregelen, zoals bestuursdwang en voorwaardelijke geldboetes, was er geen wezenlijke verbetering opgetreden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet uit onwil had gehandeld, maar uit onmacht, en dat het strafrecht niet het juiste kader was om op deze situatie te reageren. De rechtbank hoopte dat de verdachte in staat zou zijn om zijn bedrijf op orde te krijgen, maar erkende dat de opgelegde voorwaardelijke geldboete mogelijk het einde van zijn bedrijf zou kunnen betekenen als hij niet in staat was om de situatie te verbeteren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 83/125262-18, 83/071118-19 en 83/223717-15 (tul)
Datum uitspraak: 7 augustus 2019
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 oktober 2018 (politierechter) voor wat betreft de parketnummers 83/124262-18 en 83/223717-15. De politierechter heeft eerstgenoemde zaak met de daarbij gevoegde tul (83/223717-15) verwezen naar de meervoudige strafkamer. Vervolgens is het onderzoek gehouden ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 24 juli 2019 (inhoudelijk).
De verdachte is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. S.M. van der Kallen heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 10.000,- subsidiair 85 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar. Zij heeft daarnaast de vordering tot tenuitvoerlegging gewijzigd, in die zin dat zij heeft gevorderd dat ten aanzien van de bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank d.d. 1 december 2016 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 2.500,- subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis, de proeftijd wordt verlengd met één jaar.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

ten aanzien van de zaak met parketnummer 83/125262-18:

hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2017 tot en met 23 maart 2017 te Benthuizen, in de gemeente Alphen aan den Rijn, (op zijn/een bedrijf gelegen) op/aan [adres] ,
al dan niet opzettelijk, als houder van een of meer dier(en) te weten meerdere rund(eren) en/of kalveren en/of schapen de nodige verzorging heeft onthouden, immers
- konden sommige runderen niet beschikken over een schone en/of droge ligplaats(en) en/of
- waren die runderen (gedeeltelijk) bevuild met mest en/of urine en/of
- konden die runderen en/of kalveren niet beschikken over voldoende (schoon) water en/of
- waren enkele kalveren en/of een schaap vastgebonden en/of konden (daardoor) niet beschikken over water en/of voer en/of
- lag(en) een of meer kadaver(s) van een kalf en/of schapen en/of
- waren enkele runderen in een slechte conditie (door voedsel tekort) en/of
- konden die runderen niet beschikken over (vers) voer en/of
- hadden sommige runderen lange klauwen en/of dikke knieën en/of last van diarree en/of hoesten en/of
- waren scherpe en/of uitstekende voorwerpen aanwezig waar de schapen zich bevonden, waaraan die schapen zich konden verwonden en/of bezeren;
ten aanzien van de zaak met parketnummer 83/071118-19:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 2 november 2018 te Benthuizen, in de gemeente Alphen aan den Rijn, (op zijn/een bedrijf gelegen) op/aan [adres] , al dan niet opzettelijk, als houder van een of meer dier(en) te weten meerdere rund(eren) en/of kalveren en/of schapen de nodige verzorging heeft onthouden, immers
- konden sommige runderen en/of kalveren niet beschikken over een schone en/of droge ligplaats(en) en/of
- waren sommige runderen (gedeeltelijk) bevuild met mest en/of
- kon een rund en/of een schaap niet beschikken over voldoende (schoon) water en/of
- waren scherpe en/of uitstekende voorwerpen aanwezig waar een schaap zich bevond, waaraan die schaap zich kon verwonden en/of bezeren en/of
- was een rund in een slechte conditie.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij ook wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
ten aanzien van de zaak met parketnummer 83/125262-18:
hij in de periode van 1 februari 2017 tot en met 23 maart 2017 te Benthuizen, in de gemeente Alphen aan den Rijn, op zijn bedrijf gelegen aan [adres] ,
opzettelijk, als houder van dieren te weten meerdere runderen en kalveren en schapen de nodige verzorging heeft onthouden, immers
- konden sommige runderen niet beschikken over schone en droge ligplaatsen en
- waren die runderen bevuild met mest en urine en
- konden die runderen en kalveren niet beschikken over voldoende schoon water en
- waren enkele kalveren en een schaap vastgebonden en konden daardoor niet beschikken over water en voer en
- lagen kadavers van een kalf en schapen en
- waren enkele runderen in een slechte conditie door voedsel tekort en
- konden die runderen niet beschikken over vers voer en
- hadden sommige runderen lange klauwen en dikke knieën en last van diarree en hoesten en
- waren scherpe en uitstekende voorwerpen aanwezig waar de schapen zich bevonden, waaraan die schapen zich konden verwonden;
ten aanzien van de zaak met parketnummer 83/071118-19:
hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 2 november 2018 te Benthuizen, in de gemeente Alphen aan den Rijn, op zijn bedrijf gelegen aan [adres] , opzettelijk, als houder van dieren te weten meerdere runderen en kalveren en schapen de nodige verzorging heeft onthouden, immers
- konden sommige runderen en kalveren niet beschikken over schone en droge ligplaatsen en
- waren sommige runderen bevuild met mest en
- kon een rund en een schaap niet beschikken over voldoende schoon water en
- waren scherpe en/of uitstekende voorwerpen aanwezig waar een schaap zich bevond, waaraan
datschaap zich kon verwonden en
- was een rund in een slechte conditie.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verwaarlozing van de veestapel van zijn boerenbedrijf. De controleurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit hebben ernstige misstanden geconstateerd op het bedrijf van de verdachte. Verschillende dieren waren ondervoed, kregen te weinig schoon water, waren ziek of in een slechte conditie. De verdachte heeft zijn dieren daarmee de benodigde zorg onthouden. De problemen op het bedrijf van de verdachte spelen al een lange tijd. Vanaf 2012 worden er bij inspecties op het bedrijf van de verdachte misstanden geconstateerd, waartegen zowel bestuurs- als strafrechtrechtelijk is opgetreden. De verdachte heeft verschillende keren een last onder bestuursdwang gekregen om de misstanden op zijn bedrijf aan te pakken en is ook veroordeeld tot verschillende (voorwaardelijke) geldboetes. Dit heeft allemaal niet geleid tot een wezenlijke verbetering.
De rechtbank constateert dat geen sprake is van onwil bij de verdachte. De verdachte is oprecht begaan met zijn bedrijf en zijn dieren. De verdachte heeft de rechtbank verteld hoe belangrijk zijn dieren voor hem zijn en dat hij zich een leven zonder zijn dieren niet kan en wil voorstellen. Bij de verdachte is echter wel sprake van een grote mate van onmacht. De verdachte heeft een ongeluk gehad op zijn bedrijf waardoor zijn gezichtsvermogen ernstig is beperkt. De verdachte is mede daardoor niet meer in staat om zijn bedrijf om een goede manier te bestieren. De verdachte heeft weinig hulp bij zijn bedrijf en verdient te weinig geld met het bedrijf om structureel de hulp in te schakelen die hij nodig heeft. De verdachte heeft daarnaast verschillende problemen die maken dat hij onvoldoende aandacht aan zijn bedrijf kan besteden. Er zijn problemen met familieleden over de verdeling van de nalatenschap van zijn ouders en een juridische strijd met de eigenaar van de grond die de verdachte pacht. Daarnaast kampt het bedrijf met verouderde bedrijfsgebouwen en verouderd materiaal, waardoor een deel van de geconstateerde misstanden is ontstaan. De verdachte heeft echter onvoldoende financiële middelen om de benodigde investeringen te doen. De verdachte is in een vicieuze cirkel terecht gekomen, als gevolg waarvan de misstanden blijven voortduren. De rechtbank heeft ernstige twijfels of de verdachte in staat is om hieraan te ontsnappen. De verdachte denkt zelf dat als de problemen rond de nalatenschap en de pachtgrond zijn opgelost, hij in staat is om het bedrijf er weer boven op te krijgen. De verdachte heeft echter geen concreet plan om deze problemen op te lossen. Stoppen met zijn boerenbedrijf is voor de verdachte evenwel uitgesloten.
De reclassering schrijft in haar advies van 17 juni 2019 dat de situatie op het bedrijf van de verdachte is verbeterd en dat de verdachte zich meer bewust is van de gevolgen wanneer zijn aandacht verslapt. Desondanks schat de reclassering in dat de kans op herhaling in gemiddelde mate aanwezig is. Door visuele beperkingen enerzijds en financiële beperkingen anderzijds is er sprake van een hoge werkdruk, waarbij hij het dagelijkse werk veel van de verdachte vraagt. Als de situatie onveranderd blijft, sluit de reclassering niet uit dat de verdachte in de toekomst nogmaals in een situatie als de onderhavige terecht komt. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of een meldplicht de risico's te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Bij het eerdere toezicht is het hoogst haalbare bereikt. In het advies staat verder dat de reclassering problemen voorziet bij het uitvoeren van een taakstraf. De verdachte heeft moeite met het reizen over lange afstanden. Daarnaast zal het moeite kosten een passende plek te vinden met zijn visuele beperking en zal de tijdsinvestering die een taakstraf behoeft een averechts effect hebben, aangezien deze tijd af gaat van de tijd die betrokkene aan zijn koeien dient te besteden.
De rechtbank vraagt zich af of het strafrecht wel het juiste kader is om op deze situatie te reageren. De in het Wetboek van Strafrecht opgenomen hoofdstraffen acht de rechtbank alle ongeschikt voor deze situatie. Een geldboete en een taakstraf hebben een averechts effect, aangezien deze straffen ten koste gaan van de tijd en middelen die de verdachte voor zijn bedrijf moet gebruiken. Een gevangenisstraf acht de rechtbank gegeven alle omstandigheden ook niet op zijn plaats.
Daarbij komt dat de officier van justitie de geconstateerde misstanden als een overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet Dieren ten laste heeft gelegd. Dit is geen economisch delict, zoals bedoeld in de Wet op de economische delicten (hierna: WED). Dit betekent dat de rechtbank niet beschikt over de straffen en maatregelen die op grond van die wet kunnen worden opgelegd. De rechtbank zou niet hebben geschroomd om in dit geval de sanctie van de voorwaardelijke beëindiging van het bedrijf op te leggen, als de WED van toepassing was geweest, gelet op de ernst van de situatie en het gegeven dat de misstanden met het vee al eerder en vaker zijn vastgesteld.
Gegeven al deze omstandigheden ziet de rechtbank in dit geval geen andere mogelijkheid dan de verdachte een voorwaardelijke geldboete op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke geldboete van € 6.000,- met een proeftijd van twee jaar passend en geboden is. De rechtbank hoopt dat de door de reclassering geconstateerde verbetering doorzet en dat de verdachte in staat is zijn bedrijf op orde te krijgen. De rechtbank onderkent dat als dit de verdachte niet lukt, een eventuele tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke geldboete mogelijk het einde van het bedrijf zal betekenen.

Vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank acht termen aanwezig voor gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde geldboete, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 1 december 2016. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank kan, anders dan de officier van justitie ter terechtzitting heeft gevorderd, de proeftijd van deze voorwaardelijke geldboete niet verlengen, aangezien deze is verlopen op 15 december 2018.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2.2 en 8.11 van de Wet dieren.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaardingen met parketnummers 83/125262-18 en 83/071118-19 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding 83/125262-18:
overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren;
ten aanzien van dagvaarding 83/071118-19:
overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
geldboetevan
€ 6000,- (zesduizend euro)bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
65 (vijfenzestig) dagen hechtenis;
bepaalt dat deze geldboete
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het eind van de hierbij op
2(
twee) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
gelast de gedeeltelijk tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 1 december 2016, gewezen onder parketnummer 83/223717-15, te weten een
geldboetevan
€ 500,- (vijfhonderd euro), subsidiair
10 (tien) dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. J. Schaaf, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 augustus 2019.