Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde 1] te [plaats 1] ,
[gedaagde 2]te [plaats 2] ,
NICE-2-GET B.V.te Woubrugge, gemeente Kaag en Braassem,
KWEKERIJ NIRIKO B.V.te Woubrugge, gemeente Kaag en Braassem,
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 april 2018, met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie van 3 oktober 2018, met producties 1 tot en met 9;
- het tussenvonnis van 17 oktober 2018, waarin een datum voor de comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 24 januari 2019 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
De huidige situatie
voor zover thans nog in eigendom verblijvend”) als heersend erf en ten laste van het verkochte deel van perceel 1296 (“
waarop de boerderij cum annexis [adres 3]”). Tevens is in de akte van 1987 onder A. achter 8 bepaald dat het recht van weg eindigt
“zodra verkoper casu quo zijn rechtsopvolgers een eigen uitweg op de [adres 1] verkrijgen via gemeentegrond.”
16.Ten behoeve vanhet bij deze akte verkochte (te weten de kadastrale percelen gemeente [plaats 3] , sectieA nummers 420, 421, 426, 427, 428 en 1212en het kadastrale perceel gemeente [plaats 4] sectie C nummer1624; voorzover in eigendom overgedragen aan genoemde vennootschap) en enten laste vande aan de verkoper in eigendom verblijvende kadastrale percelen gemeente [plaats 3] ,sectie A nummers 422 en 2073wordt gevestigdde erfdienstbaarheid van weg om te komen van en te gaan naar het erf gelegen nabij de boerderij aan de [adres 5] te [plaats 3], eigendom van de heer [C] ,zulks uit te oefenen over de bestaande (beton)weg. De erfdienstbaarheid moet worden uitgeoefend op de voor het lijdend erf minst bezwarende wijze.
OMSCHRIJVING ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN
De Amantia Stichting is eigenaar van de polder ten zuiden van uw perceel, ten westen van het [adres 6] en ten noorden van de bebouwing met aanhorigheden langs de [adres 7] en de [adres 1] te [plaats 3] .
(…). Grenzend aan uw wijk bezitten wij enkele percelen grond, die wij aan twee ondernemers verpacht hebben. Deze percelen hebben een agrarische bestemming. Op de voorste percelen ligt een weg die voor onze pachter bestemd is om zijn werk te kunnen doen.
3.Het geschil
in conventie
het erf nabij de boerderij aan de [adres 5]”. Bovendien is het bij de totstandkoming van laatstgenoemde erfdienstbaarheid niet de bedoeling van partijen geweest dat deze met personenvoertuigen zou worden uitgeoefend. Daar waar het gaat om perceel 2126 - dat zich bevindt áchter het perceel met huisnummer 42 - is van belang dat in de akte van 2007 geen erfdienstbaarheid is opgenomen noch dat er is geciteerd uit oudere aktes alsmede dat in de koopakte een bepaling is opgenomen inhoudende een verbod om uit te wegen naar de [adres 1] . [gedaagden] heeft dan ook niets aan deze erfdienstbaarheid en maakt zonder recht of titel gebruik van de betonpaden wanneer daarover met personenvoertuigen wordt gereden. Tot slot heeft [gedaagden] zonder toestemming stelcon rijplaten op de percelen van Amantia gelegd. [gedaagden] maakt door zijn handelen stelselmatig inbreuk op het eigendomsrecht van Amantia en handelt onrechtmatig jegens haar.
4.De beoordeling
in conventie
420,421,426,427,428, en1212”. Vaststaat dat deze percelen thans eigendom zijn van [gedaagden] Voorts worden onder ‘B’ verkocht percelen weiland kadastraal genummerd ”
419, 422,423,424, 425, en432(alle geheel), (…) en 1296 (gedeeltelijk) (…).Verder staat vast dat de vetgedrukte percelen 423, 424 en 432, na herverdeling en -nummering thans eigendom zijn van Amantia. Uit onderstaand overzicht, overgelegd door Amantia en niet betwist door [gedaagden] , blijkt voorts dat het huidige perceel A2586 van Amantia is ontstaan uit de perceelnummers 432, 424 en 423.
ten behoeve vanerven die thans onderdeel uitmaken van de percelen van Amantia maar óók
ten behoeve vanerven die thans onderdeel uitmaken van de percelen van [gedaagden] . Voornoemde erven zijn alle aangemerkt als
heersendeerven.
de erfdienstbaarheid naar het erf nabij de boerderij met huisnummer 42 niet op basis van de kadastrale aanduidingen kan reconstrueren” en dat het mede daarom “
meer lijkt op een ontsluiting naar de [adres 9]” en dat hij niet beter wist en weet dat dit zo is. Dit betoog is, gelet op de betwisting door Amantia, onvoldoende voor de vaststelling dat de uitleg van [gedaagden] van dit onderdeel van de akte, gelet op de bewoordingen van de akte, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte, de juiste is.
niette lezen dat die erfdienstbaarheid enkel mag worden uitgeoefend met landbouwmachines. Dat is nergens als zodanig beschreven, terwijl de woorden “ten behoeve van het tuinbouwbedrijf” duiden op een ruimere uitoefening dan alleen met landbouwmachines. Dat dit destijds, zoals Amantia stelt, feitelijk wel is beoogd, doet hier niet aan af. Een beperking in de uitoefening van de erfdienstbaarheid zoals Amantia heeft gesteld, blijkt niet uit de inhoud van de akte. De rechtbank is het dan ook met [gedaagden] eens dat hij niet in strijd handelt met de uitoefening van de erfdienstbaarheid van weg, indien hij in het kader van de uitoefening van zijn tuinbouwbedrijf met een personenvoertuig over de betonpaden rijdt. Daarbij geldt wel dat uitoefening van de erfdienstbaarheid op de voet van artikel 5:74 BW moet plaatsvinden op de voor het dienende erf
minst bezwarende wijze. Verder geldt dat nu deze erfdienstbaarheid geen titel geeft om de openbare weg te bereiken dat de betonpaden dus
nietvoor woon- werkverkeer van werknemers van de onderneming van [gedaagden] mogen worden gebruikt. [gedaagden] heeft dit laatste ook niet betwist.
- dagvaarding € 93,72
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat €
5.De beslissing
€ 50.000;