In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 augustus 2019, is de vordering van LRC Products Limited tot zekerheidstelling voor proceskosten afgewezen. LRC Products, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, had Ocean Company Afrique SAURL, gevestigd in Senegal, aangeklaagd in een merkinbreukprocedure. LRC Products vorderde dat Ocean Company Afrique zekerheid zou stellen voor de proceskosten tot een bedrag van € 40.000,-, op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). LRC Products stelde dat Ocean Company Afrique geen woon- of verblijfplaats in Nederland had, waardoor zij verplicht was zekerheid te stellen.
Ocean Company Afrique voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van LRC Products in de incidentele vorderingen. De rechtbank oordeelde dat, aangezien LRC Products zelf de vordering instelde, zij niet kon eisen dat de buitenlandse gedaagde zekerheid stelde. De rechtbank wees de vordering van LRC Products af en veroordeelde haar in de proceskosten van het incident, die op € 543,- werden begroot. De zaak werd verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van Ocean Company Afrique, met aanhouding van verdere beslissingen.
De uitspraak benadrukt de verplichting van partijen zonder woon- of verblijfplaats in Nederland om zekerheid te stellen voor proceskosten, maar ook de beperking van deze verplichting wanneer de eiser zelf geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van de toepassing van artikel 224 Rv in internationale geschillen.