ECLI:NL:RBDHA:2019:8615

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
NL19.16740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Afghaanse nationaliteit met betrekking tot intensivering van geloof en niet-ontvankelijkheid van de aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Afghaanse nationaliteit. Eiser heeft eerder meerdere asielaanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen. De huidige aanvraag, ingediend op 31 oktober 2018, is gebaseerd op de stelling dat er nieuwe elementen zijn, namelijk een intensivering van zijn geloof. Eiser stelt dat hij wekelijks de kerk bezoekt en actief betrokken is bij Bijbelstudie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens hem geen nieuwe elementen zijn aangevoerd die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 1 augustus 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat de eerdere asielprocedures, waarin dezelfde argumenten zijn aangevoerd, in rechte vaststaan. De rechtbank concludeert dat eiser er niet in is geslaagd om aan te tonen dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die een andere beoordeling rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de veiligheidssituatie in Afghanistan en de toepassing van de Werkinstructie 2018/10 beoordeeld, maar komt tot de conclusie dat deze niet leiden tot een ander oordeel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.16740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2019 in de zaak tussen

[EISER], eiser

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong)

ProcesverloopBij besluit van 18 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.16741, plaatsgevonden op 1 augustus 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Masshoor. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [GEBOORTEDATUM] 1994 en heeft de Afghaanse nationaliteit. Eerder heeft eiser asielaanvragen ingediend in augustus 2012, maart 2015, januari 2017 en oktober 2017. Voornoemde aanvragen zijn allen afgewezen en staan inmiddels allen in rechte vast. Aan eiser is bovendien in maart 2015 een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft onderhavige aanvraag ingediend op 31 oktober 2018.
2. Aan zijn huidige asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat er sprake is van nieuwe elementen en omstandigheden omdat sprake is van een intensivering van zijn geloof nu hij wekelijks de kerk bezoekt, een Bijbelstudie volgt en zich actief bezig houdt met de verspreiding van het geloof. Ter onderbouwing heeft eiser diverse stukken overgelegd, te weten:
- een brief van dominee [DOMINEE 1], voorganger [GEMEENTE] te Amsterdam d.d. 5 november 2018;
- een brief van dominee [DOMINEE 2], verbonden aan [X] d.d. 5 november 2018;
- een verklaring van de heer [A], lid van de Gereformeerde kerk ‘[Gereformeerde kerk]’ te Almere, d.d. 3 mei 2019.
Ook beroept eiser zich op de verslechterde veiligheidssituatie in Afghanistan ten opzichte van zijn eerdere aanvragen.
3. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet (Vw) nu naar de mening van verweerder geen nieuwe elementen of bevindingen aan de herhaalde aanvraag ten grondslag zijn gelegd. Hetgeen in deze procedure is aangevoerd is reeds in eerdere procedures aangevoerd. Eiser valt bovendien niet onder één van de gewijzigde beleidscategorieën ten aanzien van Afghanistan en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in Afghanistan sprake is van een zodanige situatie dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling zijn aan te merken.
4. Eiser kan zich met deze beslissing niet verenigen en voert – samengevat weergegeven – het volgende aan. Ten onrechte is gesteld dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen, nu intensivering en verdere verdieping in het geloof vanzelfsprekend tot een andere beoordeling dient te leiden vanwege het grote risico op ernstige schade bij terugkeer naar Kandahar. Bovendien is reeds vanwege tijdsverloop sprake van een nieuw feit: namelijk de intensivering van het geloof. Verweerders werkwijze wijkt af van hetgeen in de Werkinstructie 2018/10 (WI 2018/10) wordt voorgeschreven betreffende de toetsing van geloofwaardigheid van een bekering, nu de door eiser overgelegde verklaringen en bewijsmiddelen ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht en buiten beschouwing gelaten.
Eiser wijst voorts nog op de algehele situatie in Afghanistan, die zodanig slecht is dat eiser door alleen al zijn terugkeer het risico op schending van artikel 3 van het EVRM loopt. Hierbij zou een glijdende schaal moeten worden toegepast. Voorts wordt verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2018 over Kunduz in combinatie met het zijn van jongeman, de uitspraak van rechtbank Haarlem van 15 januari 2019 over Ghazni in combinatie met het zijn van Hazara uit een Talibandistrict en de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 mei 2019 over Ghazni in combinatie met het zijn van Hazara. Tot slot verwijst eiser naar een artikel van NOS van 23 maart 2019 waarin de Afghaanse minister Nederland verzoekt geen Afghanen meer uit te zetten omdat de situatie volgens hem te onveilig is en wijst eiser op het feit dat diverse Europese landen al niet uitzetten naar Afghanistan. Als Nederland eiser wel uitzet, is er sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 niet-ontvankelijk worden verklaard in de zin van artikel 33 van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag;
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen bij eisers asielaanvraag. Daartoe is van belang dat bij de vier voorgaande asielprocedures eveneens de bekering tot het christendom en de intensivering van het geloof zijn aangevoerd, hetgeen in alle procedures ongeloofwaardig is geacht en welke besluiten in rechte vast zijn komen te staan. Verweerder heeft in de onderhavige procedure kunnen stellen dat eiser er niet in is geslaagd met verklaringen aannemelijk te maken dat er sprake is van een intensivering van het geloof. Aan eiser is meermaals gevraagd wat er is gewijzigd ten opzichte van zijn vorige asielprocedure, maar zijn verklaringen verschillen niet wezenlijk van de verklaringen zoals afgelegd tijdens de vorige asielprocedure. Zo heeft eiser in onderhavige procedure verklaard dat hij actiever is in de uitoefening van zijn geloof, kerkdiensten bezoekt, Bijbelstudie volgt en positief blijft in tijden van tegenslag, hetgeen hij ook allemaal heeft verklaard tijdens zijn vorige procedure. Ook anderszins is eiser er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat sprake is van een intensivering van zijn geloof waardoor sprake zou kunnen zijn van nieuwe elementen of bevindingen. Verweerder heeft in dat kader kunnen overwegen dat eisers verklaringen deels een herhaling zijn van de in de vorige procedures afgelegde verklaringen en voorts algemeen en onvoldoende gedetailleerd zijn. Verweerder heeft voorts de overgelegde brieven niet als nieuwe elementen of bevindingen hoeven te classificeren, nu dergelijke documenten in eerdere procedures ook zijn ingebracht. Bovendien heeft verweerder kunnen overwegen dat deze brieven en de verklaringen van eiser daaromtrent niet onderbouwen wat er met betrekking tot het belijden en uitoefenen van het christelijk geloof is veranderd ten opzichte van eerdere procedures.
De stelling van eiser dat alleen al vanwege het tijdsverloop sprake is van een intensivering van het geloof, leidt niet tot een ander oordeel. Het is immers nog altijd aan eiser om met verklaringen aannemelijk te maken hoe en op welke wijze zijn geloofsbelijding is geïntensiveerd ten opzichte van een eerdere aanvraag. Enkel tijdsverloop is daartoe onvoldoende. Ook eisers stelling dat verweerders werkwijze bij de afdoening van onderhavige aanvraag afwijkt van WI 2018/10 leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft in onderhavig geval gemotiveerd gesteld waarom de overgelegde documenten niet kunnen worden gezien als nieuw gebleken feiten of omstandigheden. De rechtbank acht deze motivering voldoende, mede gelet op het feit dat eiser er met zijn verklaringen niet in is geslaagd toe te lichten waarom nu wel sprake is van een intensivering van zijn geloof.
7.2
Ten aanzien van eisers stelling dat de algehele veiligheidssituatie in Afghanistan zodanig slecht is dat hij om die reden niet terug kan keren, overweegt de rechtbank als volgt. De Afdeling heeft in zijn uitspraak van 18 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2489) geoordeeld dat individuele omstandigheden, zoals bijvoorbeeld het behoren tot een etnische groep, geen rol spelen bij de beoordeling of sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Eisers stelling dat ten aanzien van de veiligheidssituatie in Afghanistan een glijdende schaal zou moeten worden toegepast, kan enkel om deze reden al niet slagen. Eiser heeft voorts niet nader toegelicht waarom de door hem aangehaalde uitspraken in zijn situatie van toepassing zouden zijn. Het enkele feit dat de beroepen in voornoemde uitspraken gegrond zijn verklaard, leidt niet automatisch tot de conclusie dat ook eisers beroep gegrond dient te worden verklaard, mede gelet op het feit dat onderhavige aanvraag eisers vijfde asielaanvraag betreft. Tevens volgt uit het Algemeen Ambtsbericht Afghanistan van maart 2019 weliswaar dat de veiligheidssituatie slecht is, maar niet dat de algehele situatie in het land zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Hetgeen door eiser is aangevoerd, leidt in dit kader niet tot een ander oordeel.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Kroon - Overdijk, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking