In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Afghaanse nationaliteit. Eiser heeft eerder meerdere asielaanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen. De huidige aanvraag, ingediend op 31 oktober 2018, is gebaseerd op de stelling dat er nieuwe elementen zijn, namelijk een intensivering van zijn geloof. Eiser stelt dat hij wekelijks de kerk bezoekt en actief betrokken is bij Bijbelstudie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens hem geen nieuwe elementen zijn aangevoerd die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 1 augustus 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat de eerdere asielprocedures, waarin dezelfde argumenten zijn aangevoerd, in rechte vaststaan. De rechtbank concludeert dat eiser er niet in is geslaagd om aan te tonen dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die een andere beoordeling rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de veiligheidssituatie in Afghanistan en de toepassing van de Werkinstructie 2018/10 beoordeeld, maar komt tot de conclusie dat deze niet leiden tot een ander oordeel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris.