ECLI:NL:RBDHA:2019:9379

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2019
Publicatiedatum
6 september 2019
Zaaknummer
C/09/570193 / FA RK 19-2008
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om partneralimentatie op basis van niet-wijzigingsbeding in echtscheidingsconvenant

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om partneralimentatie. De vrouw heeft verzocht om wijziging van de beschikking van echtscheiding, waarin een niet-wijzigingsbeding was opgenomen. Dit beding hield in dat na de ontbinding van hun huwelijk geen alimentatie verschuldigd zou zijn. De vrouw stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, omdat de man zijn schulden had afgelost en zijn inkomen was gestegen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een ingrijpende wijziging van omstandigheden die rechtvaardigde dat het niet-wijzigingsbeding terzijde werd geschoven. De rechtbank benadrukte dat de man enkel heeft gedaan wat partijen bij de echtscheiding waren overeengekomen en dat de aflossing van de schulden geen relevante wijziging opleverde. Ook de stijging van het inkomen van de man werd niet als voldoende beschouwd om het beding te negeren. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om partneralimentatie dan ook afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-2008
Zaaknummer: C/09/570193
Datum beschikking: 6 september 2019

Alimentatie

Beschikking op het op 12 maart 2019 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.A.G. Balkenende te Katwijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. F.G.T. Meershoek te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • het f-formulier d.d. 13 augustus 2019 met bijlagen van mr. Balkenende;
  • het faxbericht d.d. 13 augustus 2019 met bijlagen van mr. Meershoek;
  • het faxbericht d.d. 21 augustus 2019 met bijlagen van mr. Meershoek.
Op 23 augustus 2019 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de man met zijn advocaat.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt de rechtbank om met wijziging van de beschikking van echtscheiding en het daarin opgenomen convenant om de man te veroordelen tot het betalen van een partnerbijdrage van € 1.958,33 bruto per maand, met ingang van 1 maart 2019, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vrouw stelt als grond voor dit verzoek een wijziging van omstandigheden waardoor de door partijen gemaakte afspraken, zoals opgenomen in de beschikking van echtscheiding, niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven.
De man voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 1984 tot [datum inschrijving echtscheiding] 2015.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [datum echtscheidingsbeschikking] 2015 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is bepaald dat het tussen partijen gesloten convenant deel uitmaakt van de beschikking.
  • In het door partijen op [datum tekening convenant] 2015 ondertekende echtscheidingsconvenant zijn zij onder meer het volgende overeengekomen:

Beoordeling

Blijkens het echtscheidingsconvenant onder artikel 1.1 hebben partijen tot uitgangspunt genomen dat na de echtscheiding de één tegenover de ander niet gehouden is tot betaling van alimentatie. Tevens zijn partijen overeengekomen dat de man de schulden van partijen bij de [naam bank] zal aflossen. Tot slot zijn partijen overeengekomen dat er na aflossing van de schulden geen draagkracht is voor een partneralimentatie. Partijen hebben aan deze drie uitgangspunten een niet-wijzigingsbeding verbonden, opgenomen onder artikel 1.2 van het convenant.
Omdat partijen schriftelijk een niet-wijzigingsbeding zijn overeengekomen, geldt voor de beoordeling van het verzoek van de vrouw niet de toets van artikel 1: 401 BW maar van artikel 1: 159 lid 3 BW. Dit artikel biedt de rechter de mogelijkheid om op verzoek van één van partijen aan het door hen zelf overeengekomen niet-wijzigingsbeding voorbij te gaan, als er sprake is van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat de partij die wijziging verzoekt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het niet-wijzigingsbeding mag worden gehouden.
In een geval als het onderhavige, waarin in weerwil van een beding als bedoeld in artikel
1: 159 lid 3 BW wijziging van de afspraak omtrent partneralimentatie wordt verzocht, worden zware eisen gesteld aan de stelplicht van de partij die de wijziging verzoekt, in dit geval de vrouw. De wijziging moet immers in het licht worden gezien van de overeenkomst, omdat juist een uitdrukkelijk beding is opgenomen dat deze overeenkomst niet op grond van een wijziging van omstandigheden voor wijziging vatbaar is.
De vrouw heeft als eerste grond voor haar verzoek aangevoerd dat de man de schulden heeft afgelost. Als gevolg van deze aflossing heeft de man nu draagkracht om een partnerbijdrage te voldoen. De man heeft ter zitting erkend dat hij de schulden inmiddels heeft afgelost. Hij heeft aangegeven dat hij kort na het sluiten van het convenant geld van zijn moeder heeft geleend om de schulden in één keer af te lossen. Volgens de man zou hij, als hij de aflossing van deze schulden niet via zijn ouders had kunnen realiseren, in heel moeizame financiële omstandigheden zijn gaan verkeren. In het licht van het door partijen opgenomen niet-wijzigingsbeding is de rechtbank van oordeel dat het feit dat de schulden zijn afgelost geen relevante wijziging van omstandigheden oplevert, die maakt dat aan het niet-wijzigingsbeding voorbij gegaan kan worden. De man heeft enkel gedaan wat partijen van meet af aan zijn overeengekomen. Dat kan op grond van de afspraak tussen partijen onder 1.2 van het convenant niet tot gevolg hebben, dat er alsnog een alimentatieplicht ontstaat. Daarbij merkt de rechtbank op dat partijen in het convenant zelfs hebben voorzien in een afspraak omtrent de aflossing van de schulden en het tempo van aflossing. Zij zijn onder 3.15 van het convenant immers overeengekomen dat als de man in een sneller tempo zou aflossen en ook het aandeel van de vrouw in de schulden zou aflossen, hem dat een compensatie zou opleveren.
De vrouw heeft ook aangevoerd dat het inkomen van de man inmiddels is gestegen. Uit de overgelegde draagkrachtberekening van de man volgt dat het netto besteedbaar inkomen van de man sinds het sluiten van het convenant met ongeveer € 2.000,- op jaarbasis is gestegen. De advocaat van de man heeft daarbij opgemerkt dat in de huidige berekening is uitgegaan van een prognose van winst, waarbij inmiddels al is gebleken dat de man het inkomen van deze prognose in de praktijk niet zal realiseren. Gelet op het niet-wijzigingsbeding levert een stijging van het inkomen van de man in beginsel al geen wijziging van omstandigheden op. Daarbij komt dat deze stijging ook niet zodanig is, dat sprake is van een geval waarin een volkomen wanverhouding is ontstaan tussen wat partijen bij het sluiten van het convenant voor ogen stond, en wat zich in werkelijkheid heeft voorgedaan, en wel zo, dat het in hoge mate onbillijk zou zijn als de ene partij thans de andere partij aan het beding zou houden (HR 12 november 1982, ECLI:NL:HR:1982:AC2703).
Ook de stelling van de vrouw, dat zij in vertrouwen heeft gehandeld en zich niet heeft gerealiseerd wat de scheidingsbemiddelaar allemaal in het convenant heeft opgenomen, is niet voldoende om voorbij te gaan aan het niet-wijzigingsbeding. De man heeft aangegeven dat partijen er zeven maanden over hebben gedaan om tot het convenant te komen. Daarbij zijn partijen volgens de man goed geïnformeerd door de mediator. Dat de vrouw zich ten aanzien van de financiële afspraken ten tijde van de echtscheiding mogelijk wat afzijdig heeft gehouden, maakt niet dat de gemaakte afspraken zomaar kunnen worden gewijzigd. De formulering van artikel 1.1 van het convenant is overigens ook niet zo onduidelijk dat zij voor meerderlij uitleg vatbaar is. Partijen zijn overeengekomen dat er geen partneralimentatie betaald zou worden en dat de man de schulden zou aflossen. In het licht van de gemaakte afspraken is dan ook niet relevant dat de vrouw nu maandelijks tekort komt om rond te komen, hoe vervelend dat ook voor de vrouw mag zijn.
De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, dan ook tot het oordeel dat de vrouw niet heeft voldaan aan haar verzwaarde stelplicht om het niet-wijzigingsbeding terzijde te schuiven. Het verzoek van de vrouw om een partneralimentatie vast te stellen, zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 september 2019.