In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2019 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de vrouw, aangeduid als [X], en de man, aangeduid als [Y]. De vrouw had verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam ontwricht is en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen. De man heeft erkend dat het huwelijk duurzaam ontwricht is, waardoor de rechtbank de echtscheiding heeft uitgesproken.
Wat betreft de partneralimentatie heeft de vrouw verzocht om een bijdrage van de man, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de man, op basis van zijn inkomen, geen draagkracht heeft om partneralimentatie te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het inkomen van de man voornamelijk uit AOW bestaat, en dat hij geen vermogen kan aanspreken om aan de alimentatieverplichting te voldoen. Hierdoor is het verzoek om partneralimentatie afgewezen.
De verdeling van de huwelijksgemeenschap is ook aan de orde gekomen. De rechtbank heeft bepaald dat de echtelijke woning moet worden verkocht en dat de opbrengst na aflossing van de hypothecaire lening en andere schulden gelijkelijk tussen de partijen moet worden verdeeld. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van bankrekeningen, voertuigen, en andere vermogensbestanddelen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man de waarde van bepaalde lijfrentes moet opvragen en dat deze bij helfte tussen de partijen verdeeld moeten worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf, die pas na inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van kracht wordt.