In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft verweerder op 6 december 2019 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft vastgesteld dat er meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.
De rechtbank legt verweerder een dwangsom op van € 1.442,-, omdat deze niet tijdig heeft beslist. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank wijst erop dat de dwangsom voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden € 100,- bedraagt, met een maximum van € 7.500,-. Dit is een afwijking van het landelijk beleid, dat normaal gesproken een maximum van € 15.000,- hanteert.
Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 262,50 toe, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is bekendgemaakt op 31 juli 2020. De uitspraak is niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.