ECLI:NL:RBDHA:2020:10371
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet voldoen aan inburgeringsvereiste
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar partner in Nederland te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan het inburgeringsvereiste, specifiek de onderdelen leesvaardigheid en schrijfvaardigheid van het basisexamen inburgering buitenland. Eiseres had wel het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving behaald, maar dit was onvoldoende om aan de eisen te voldoen.
Eiseres voerde aan dat de afwijzing van haar aanvraag de uitoefening van haar recht op gezinshereniging onmogelijk maakte. Ze stelde dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met haar bijzondere individuele omstandigheden, zoals haar analfabetisme, lage opleidingsniveau en de slechte leefomstandigheden in Marokko. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht had geconcludeerd dat eiseres niet alle redelijke inspanningen had verricht om het inburgeringsexamen te behalen. De rechtbank vond dat er voldoende lesmateriaal beschikbaar was en dat eiseres niet had aangetoond dat ze adequaat gebruik had gemaakt van de beschikbare middelen.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet in strijd was met het arrest van het Hof van Justitie in de zaak K. en A. en dat er geen objectieve belemmeringen waren voor eiseres en haar partner om samen te leven in Marokko. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.