ECLI:NL:RBDHA:2020:10405
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onredelijk late indiening na lange periode van bezwaar en ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2001. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tussen het indienen van het bezwaar en de ingebrekestelling meer dan twaalf jaar is verstreken, en tussen de ingebrekestelling en het beroep een periode van één jaar en acht maanden. Dit heeft de rechtbank doen concluderen dat het beroep onredelijk laat is ingediend.
Tijdens de zitting op 23 september 2020 was eiseres aanwezig, bijgestaan door [A], terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. [B] en mr. [C]. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel eiseres tijdig bezwaar heeft ingediend, de lange tijdsduur tussen de verschillende processtappen leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag, team belastingrecht. De beslissing van de rechtbank is daarmee definitief, tenzij er tijdig hoger beroep wordt ingesteld.