ECLI:NL:RBDHA:2020:10405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
20_209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onredelijk late indiening na lange periode van bezwaar en ingebrekestelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2001. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tussen het indienen van het bezwaar en de ingebrekestelling meer dan twaalf jaar is verstreken, en tussen de ingebrekestelling en het beroep een periode van één jaar en acht maanden. Dit heeft de rechtbank doen concluderen dat het beroep onredelijk laat is ingediend.

Tijdens de zitting op 23 september 2020 was eiseres aanwezig, bijgestaan door [A], terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. [B] en mr. [C]. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel eiseres tijdig bezwaar heeft ingediend, de lange tijdsduur tussen de verschillende processtappen leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag, team belastingrecht. De beslissing van de rechtbank is daarmee definitief, tenzij er tijdig hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/209
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het door verweerder niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2001.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2020.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B] en mr. [C] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De aanslag IB/PVV voor het jaar 2001 is met dagtekening 1 november 2005 aan eiseres opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat tijdig bezwaar is ingediend. Bij gebrek aan concrete gegevens gaat de rechtbank er dan ook van uit dat het bezwaar uiterlijk begin 2006 is ingediend.
2. Verweerder stelt dat met dagtekening 7 april 2008 uitspraak is gedaan op het bezwaar van eiseres. Ter onderbouwing heeft verweerder een schermprint overgelegd. Volgens verweerder kan verzending van de uitspraak op bezwaar niet meer nader worden onderbouwd.
3. Met dagtekening 23 april 2018 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Het pro-forma beroepschrift heeft dagtekening 24 december 2019 en is op 31 december 2019 door de rechtbank ontvangen.
4. Op grond van het bepaalde in artikel 6:12, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval sprake van een onredelijk laat ingediend beroep. Daartoe overweegt de rechtbank dat tussen het indienen van bezwaar en de ingebrekestelling een periode van meer dan twaalf jaar is verstreken en tussen de ingebrekestelling en het beroep een jaar en acht maanden. Wat eiseres daarvoor heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
5. Nu sprake is van een onredelijk laat ingediend beroep, is het beroep niet-ontvankelijk en behoeft de vraag of op het bezwaar tegen de aanslag is beslist geen behandeling.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.