In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 augustus 2020, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 1 oktober 2019 verweerder in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Dit is gedaan om zowel het belang van eiser bij een tijdige beslissing als het belang van verweerder bij zorgvuldige besluitvorming te waarborgen. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan eiser, omdat eiser juridische bijstand had ingeschakeld voor zijn beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is bekendgemaakt op 4 augustus 2020. De uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.