ECLI:NL:RBDHA:2020:11110
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van artikel 8 EVRM voor Turkse eisers met ingetrokken asielvergunningen en Nederlanderschap
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 17 september 2020, hebben eisers, afkomstig uit Turkije, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eisers verblijven sinds 1997 in Nederland, maar hun eerder verleende asielvergunning en Nederlanderschap zijn met terugwerkende kracht ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen en kleinkinderen van eisers rechtmatig in Nederland verblijven en dat eisers willen blijven vanwege hun familieleven. Echter, de rechtbank oordeelt dat het familieleven dat eisers met hun kinderen en kleinkinderen hebben niet als beschermenswaardig kan worden aangemerkt onder artikel 8 EVRM. Dit betekent dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning.
De rechtbank heeft de argumenten van eisers, die stelden dat zij afhankelijk zijn van de zorg van hun kinderen, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat eisers niet zelfstandig kunnen functioneren zonder de hulp van hun kinderen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de banden tussen eisers en hun kleinkinderen niet hecht genoeg zijn om als beschermingswaardig gezinsleven te worden beschouwd. De rechtbank heeft ook de belangenafweging tussen de belangen van de Nederlandse overheid en die van eisers gemaakt, waarbij het belang van de overheid zwaarder weegt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de intrekking van de verblijfsvergunningen en het Nederlanderschap van eisers niet als een straf kan worden gezien, maar als rechtsherstel.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht hebben op een verblijfsvergunning en dat het aan hen opgelegde inreisverbod rechtmatig is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.