ECLI:NL:RBDHA:2020:11167

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
NL20.10063
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Oegandese homoseksueel wegens ongeloofwaardigheid van geaardheid en problemen in Oeganda

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oegandese eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. De eiser heeft aangevoerd dat hij in Oeganda problemen heeft ondervonden vanwege zijn geaardheid, waaronder arrestatie en detentie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de verklaringen van de eiser over zijn homoseksualiteit ongeloofwaardig heeft geacht, onder andere omdat de eiser inconsistenties in zijn verklaringen vertoonde en niet voldoende bewijs heeft geleverd van de gestelde problemen in Oeganda. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser, waaronder de relatie met zijn vader en zijn ervaringen in de LHBTI-scène, beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht tot de afwijzing van de asielaanvraag is gekomen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.10063

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Nijnatten).

ProcesverloopBij besluit van 27 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de voorlopige voorziening met zaaknummer NL20.10064, plaatsgevonden op 14 september 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is van Oegandese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat hij hierdoor problemen heeft gekregen in Oeganda. Nadat hij is betrapt met zijn partner [naam 1] , is hij gearresteerd en heeft hij vastgezeten, waarna hij onder voorwaarden is vrijgelaten. Bij terugkeer vreest eiser voor problemen met de Oegandese autoriteiten en de maatschappij, aldus eiser.
3. Verweerder heeft de volgende relevante elementen in het relaas van eiser onderscheiden:
• identiteit, nationaliteit en herkomst;
• de homoseksuele geaardheid;
• de problemen als gevolg van de homoseksuele geaardheid.
Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht eisers verklaringen ten aanzien van zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig, evenals de door eiser gestelde problemen als gevolg van deze geaardheid. Volgens verweerder heeft eiser hierover op verschillende punten kennelijk inconsequent en tegenstrijdig verklaard.
Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), alsook op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en e, van de Vw. Volgens verweerder heeft eiser onjuiste informatie verstrekt bij zijn visumaanvraag, en heeft hij verklaringen afgelegd die worden aangemerkt als kennelijk inconsequent, tegenstrijdig en kennelijk vals.
Het element: homoseksuele geaardheid
Beroepsgrond: Toetsingskader
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende acht heeft geslagen op het toetsingskader zoals neergelegd in Werkinstructie (WI) 2019/17. Verweerder stelt dat eiser het bewustwordings- en acceptatieproces niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder legt niet uit waarom hij hier zo de nadruk oplegt, terwijl de huidige werkinstructie nu juist opnieuw is ingericht om het zwaartepunt daar vandaan te verleggen. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 augustus 2020 [1] .
4.1
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [2] is het aan een vreemdeling, die zijn gestelde seksuele geaardheid aan zijn asielaanvraag ten grondslag legt, om die geaardheid tegenover verweerder aannemelijk te maken. Bij de beoordeling van een gestelde seksuele geaardheid hecht verweerder in de regel terecht veel waarde aan de verklaringen van een vreemdeling over zijn eigen ervaringen. Voorgaande blijkt ook uit de vaste gedragslijn van verweerder zoals die is neergelegd in WI 2019/17. Hierin wordt benadrukt, zoals ook blijkt uit de door eiser aangehaalde uitspraak van 12 augustus 2020, dat het gaat om het geheel aan verklaringen over de eigen ervaringen, zoals het besef van de vreemdeling dat hij "anders"/LHBTI is, de persoonlijke beleving en de betekenis en gevolgen hiervan voor die vreemdeling. De vreemdeling moet bijvoorbeeld kunnen verklaren over wat hij op belangrijke momenten dacht en voelde, mede in het licht van hoe hij op dat moment zelf, ook gezien zijn achtergrond, aankeek tegen zijn seksuele geaardheid, hoe zijn omgeving hiertegenover stond en hoe hij hiermee vervolgens, in het licht van de opvattingen in de samenleving, op verschillende momenten in zijn leven is omgegaan. Dit is ruimer dan alleen feitelijk verklaren over een moment of periode van bewustwording en/of zelfacceptatie.
Daarbij is ook nog van belang dat verweerder niet als uitgangspunt mag nemen dat iedere homoseksueel een worsteling, bewustwordings- of acceptatieproces heeft doorgemaakt. Verweerder moet daarbij uitgaan van de eigen ervaringen van een vreemdeling. Verweerder heeft dat ook gedaan, nu eisers verklaringen daarvan blijk geven. De rechtbank wijst ter illustratie hiervan naar pagina 16 van het rapport van nader gehoor:
“..ik dacht dat mijn gevoelens verkeerd waren. Alle jongens waren in meisjes geïnteresseerd en ik was geïnteresseerd in jongens.”
(…)... Ik had geen andere homoseksuelen ontmoet. Pas later heb ik mijn geaardheid geaccepteerd.”
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat eiser het bewustwordings- en acceptatieproces niet aannemelijk heeft gemaakt, maar dit nergens concreet aan relateert. Dit klemt omdat verweerder wel vindt dat eiser consistent heeft verklaard over de wijze waarop hij zijn gevoelens heeft geaccepteerd.
5.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder conform WI 2019/17 het persoonlijk relaas van eiser heeft betrokken in zijn beoordeling. Daarbij is betrokken wanneer eiser zich bewust is geworden dat hij een homoseksueel is, hoe hij tot die bewustwording is gekomen, wanneer hij tot de acceptatie van zijn gevoelens voor mannen is gekomen, of hij toen geworsteld heeft met het feit dat volgens zijn religie homoseksualiteit een zonde is en wat de verstoting van zijn vader, na zijn ontdekking van zijn homoseksualiteit (innerlijk) met hem heeft gedaan. Verder is er aandacht geweest voor de relaties die eiser heeft gehad. Al deze overwegingen van verweerder raken de eigen ervaringen en beleving van eiser over de ontdekking dan wel bewustwording of acceptatie van zijn gestelde homoseksuele geaardheid. Het is overigens ook niet relevant of die tegenwerpingen geschaard kunnen worden onder de noemers ‘bewustwordings- of en acceptatieproces’, omdat verweerder de desbetreffende tegenwerpingen heeft kunnen doen in het kader van het algemene thema ‘2.1.1 Privéleven (waaronder familie, vrienden, (voorgaande) relaties) en omgeving’ van WI 2019/17.
"...
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Beroepsgronden: [naam 2]
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn verklaringen ten aanzien van zijn gevoelens voor [naam 2] ongeloofwaardig acht. Daarbij werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiser niet tijdens het vrije relaas meteen over [naam 2] heeft verklaard en dat eiser tegenstrijdig zou hebben verklaard over of hij [naam 2] van school kent of dat hij in de buurt woonde. Ook wijst eiser erop dat zijn gevoelens voor [naam 2] een dusdanig klein detail in het zeer uitgebreide relaas zijn, dat dat geen enkele betekenis zou moeten hebben in de beoordeling van zijn geaardheid.
6.1
De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn vrije relaas zeer uitgebreid heeft verklaard over allerlei personen die voor hem belangrijk waren, maar daarin [naam 2] niet heeft genoemd. Dit terwijl eiser later in hetzelfde gehoor verklaarde dat de aantrekkingskracht tot [naam 2] heeft geleid tot de ontdekking van zijn homoseksuele geaardheid [3] . Dat het moment toentertijd geen belangrijk moment was, maar terugkijkend wel, maakt dat verweerder juist van eiser mag verwachten dat hij daarover tijdens zijn vrije relaas verklaart. Desalniettemin heeft verweerder het niet eerder noemen van [naam 2] niet kennelijk inconsequent kunnen achten. Van een tegenstrijdigheid is namelijk geen sprake. Eiser heeft [naam 2] in hetzelfde gehoor al genoemd. In zoverre slaagt het betoog van eiser.
6.2
Daarentegen heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over of [naam 2] een school- of een buurtgenoot was [4] . Eiser heeft deze tegenstrijdigheid niet gecorrigeerd in de correcties/aanvullingen. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat dit geen zware tegenwerping is. Zoals verweerder heeft betoogd, mag verweerder deze inconsistentie wel in zijn beoordeling meenemen, omdat het terugkijkend een belangrijk moment in het ontwikkelingsproces van eiser was. Het betoog slaagt in zoverre niet.
Beroepsgronden: geaardheid in relatie tot zijn geloof
7. Eiser voert aan dat verweerders tegenwerping dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven over de relatie tussen zijn geaardheid en zijn geloof, een deugdelijke motivering ontbeert. Daarbij is van belang dat verweerder ten onrechte stelt dat eiser geen antwoord heeft gegeven op de vraag of hij in het verleden homoseksualiteit ooit als zonde heeft gezien. Weliswaar is de vraag in het gehoor een paar keer herhaald, maar eiser had de vraag verkeerd begrepen. Verweerder ging na een antwoord van eiser verder op een ander onderwerp, zodat eiser dacht dat hij de vraag adequaat en duidelijk had beantwoord. Eiser heeft de vraag alsnog beantwoord in de correcties/aanvullingen, maar verweerder heeft die uitleg ten onrechte niet betrokken. Verweerder werpt verder ten onrechte tegen dat eiser geen inzicht heeft gegeven of sprake is geweest van een worsteling, terwijl verweerder ook toegeeft dat een worsteling niet noodzakelijk vereist is. Dit is immers heel persoonlijk. Voorts stelt eiser dat hij uitgebreid heeft verklaard over zijn gedachten over zijn geaardheid, en zijn geloof in het heden en het verleden.
7.1
Verweerder heeft overwogen dat eiser in staat is om zijn huidige opvatting over zijn geloof in relatie tot zijn gestelde geaardheid goed uiteen te zetten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter niet ten onrechte overwogen dat hij niet in staat is gebleken om inzichtelijk te maken op welke wijze hij in het verleden, als puber en adolescent zijn gestelde homoseksuele geaardheid zag in relatie tot zijn geloof. Eiser heeft namelijk weinig verklaard over de wijze waarop hij destijds is omgegaan met zijn geloof in relatie met zijn homoseksuele geaardheid. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat onduidelijk is gebleven tijdens het gehoor of eiser op enig moment geworsteld heeft met de visie van zijn geloof. Dit acht de rechtbank niet in strijd met het uitgangspunt dat niet iedere vreemdeling een worsteling doorgemaakt moet hebben, omdat ook bij dat uitganspunt geldt dat een vreemdeling wel moet kunnen uitleggen waarom hij niet geworsteld heeft.
Nu eiser een universitaire opleiding heeft gevolgd, van huis uit christelijk is opgevoed [5] en hij daarnaast op een christelijke jongerenvereniging heeft gezeten, had verweerder van hem kunnen verwachten dat hij op dit punt duidelijkheid had kunnen geven. Gelet op de naar het oordeel van de rechtbank meerdere, concrete en duidelijke vragen die hem zijn gesteld op dit punt [6] , heeft verweerder ook terecht van eiser verwacht om de duidelijkheid tijdens het aanvullend gehoor zelf te verschaffen, en niet pas met de correcties/aanvullingen. Deze beroepsgronden slagen niet.
Beroepsgronden: verstoting vader/huwelijksfoto’s [naam 3]
8. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij niet heeft kunnen specificeren wat de verstoting door zijn vader met hem heeft gedaan. Verweerder heeft namelijk niet toegelicht wat dit te maken heeft met het bewustwordings- of acceptatieproces (dan wel “de weg die eiser heeft afgelegd van de ontdekking van zijn homoseksuele gevoelens naar de acceptatie ervan”), en hoe het afbreuk kan doen aan de geloofwaardigheid daarvan. Daarnaast is eiser van mening dat hij tijdens de gehoren uitgebreid heeft verklaard over dit onderwerp. In de zienswijze heeft hij toegelicht dat hij in plaats van deze pijn in meer woorden te omschrijven, hij er daarom voor gekozen heeft om zijn acties te omschrijven, om zo aan te tonen dat het hem echt raakte. Wat hij heeft gedaan om zijn vader terug te winnen (ook omdat hij financieel van zijn ouders afhankelijk was) maakt duidelijk wat het met hem deed en geeft een duidelijk inzicht in zijn gevoelens bij de verstoting. Eiser is met [naam 3] een schijnrelatie aangegaan, en heeft zich voorgedaan als vader van haar oudste kind, om zijn vader en de samenleving ervan te overtuigen dat hij heteroseksueel was. Verweerder heeft niet duidelijk gemaakt wat hij concreet nog meer van hem had verwacht. Daarbij stelt eiser dat hij niet wisselend heeft verklaard over zijn relatie met [naam 3] . Hij is niet echt met haar getrouwd, maar had een schijnhuwelijk. Hij was dus ook niet traditioneel met haar gehuwd. Eiser heeft dit verduidelijkt tijdens het aanvullend gehoor en toegelicht in de zienswijze. De foto’s waarop hij [naam 3] een ring laat zien en op één knie gaat, was een grapje op het huwelijk van een vriend. Hier heeft hij dus niet tegenstrijdig over verklaard. Daarbij komt dat de relatie met [naam 3] weliswaar relevant is, maar de wijze waarop de foto’s tot stand zijn gekomen niet. Verweerder legt daarnaast ook niet uit waar tijdens het gehoor hij uitgebreider had kunnen verklaren over dat dit niet genoeg was voor zijn vader.
8.1
De rechtbank stelt vast dat eiser meerdere malen concreet is gevraagd naar het effect van de verstoting door zijn vader op hem, en dat eiser hierop een algemeen antwoord geeft (“het doet pijn”). Daarmee geeft hij, zoals verweerder heeft betoogd, geen inzicht in wat de verstoting gevoelsmatig voor hem betekende, terwijl dit nu een belangrijke moment voor eiser moet zijn geweest, en het onderdeel is van zijn authentieke verhaal. Niet kan van verweerder worden verwacht dat hij aan de hand van feitelijkheden, zoals de schijnrelatie met [naam 3] , moet invullen wat de verstoting gevoelsmatig voor hem heeft betekend.
8.2
Verder heeft verweerder terecht gesteld dat eiser inconsequent heeft verklaard op de vraag of hij is gehuwd of niet. Tijdens het eerste gehoor [7] heeft eiser verklaard dat hij sinds 2009 is gehuwd met [naam 3] , maar dat dit niet officieel is geregistreerd. Dat heeft hij pas tijdens het aanvullend gehoor gecorrigeerd met de verklaring dat hij nooit gehuwd is geweest, ook niet traditioneel gezien.
Verder heeft verweerder terecht huwelijksfoto’s uit 2015 die gevoegd zijn bij de visumaanvraag betrokken bij de beoordeling. Deze zijn relevant omdat eiser stelt dat hij een schijnhuwelijk is aangegaan met [naam 3] om de buitenwereld, en in het bijzonder zijn vader, te doen geloven dat hij een heteroseksueel is. Eiser heeft deze foto’s naar zijn zeggen gebruikt om zijn vader te doen geloven dat hij een echt huwelijk is aangegaan met [naam 3] .
Met betrekking tot die foto’s stelt de rechtbank verder vast dat eiser in eerste instantie heeft ontkend [8] dat hij en [naam 3] degenen zijn die op die foto’s staan. Later heeft hij dit wel erkend en heeft hij gesteld dat hij die foto’s zijn gemaakt op de bruiloft van [naam 4] in 2015 en dat hij daarmee zijn vader wilde overtuigen van zijn huwelijk met [naam 3] . Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser inconsequent heeft verklaard over deze foto’s. Zo heeft hij tegenstrijdig verklaard over wie het initiatief nam (hijzelf, [naam 3] of [naam 4] of in samenspraak?) en wat de bedoeling was van deze foto’s (slechts als grapje of om zijn vader te doen geloven dat hij gehuwd is). Verder is eiser ook tegenstrijdig over of [naam 4] wist van de bedoeling achter deze foto’s. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij met [naam 4] had afgesproken dat hij een foto wilde maken die hij aan zijn ouders wilde laten zien om te tonen dat hij bereid was om te trouwen. [9] In de zienswijze stelt eiser daarentegen dat [naam 4] niet wist dat deze foto´s aan de ouders van eiser getoond zouden worden.
8.3
Gelet op het voorgaande onder 8.1 en 8.2 heeft verweerder reeds aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij over de verstoting van zijn vader en het aangaan van zijn huwelijk met [naam 3] , in het kader van zijn acceptatieproces, ongeloofwaardig heeft verklaard. Het overige wat is aangevoerd op dit punt behoeft geen bespreking meer.
Beroepsgronden: relatie met [naam 5]
9. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij zijn relatie met [naam 5] niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft duidelijk verklaard over zijn relatie met [naam 5] die begon als vriendschap en in 2004 overging in een liefdesrelatie. Eiser heeft nergens verklaard dat hij vanaf 2002 een liefdesrelatie met [naam 5] had. Dat hij zelfstandig, proactief had moeten ingrijpen om dit impliciete misverstand bij verweerder weg te nemen, ook als slechts een vermoeden van een mogelijk misverstand is opgetreden, gaat volgens eiser te ver. Er is geen sprake van tegenstrijdigheden, eiser heeft niet onjuist verklaard. Het ligt in het geval van een onduidelijkheid daarom op de weg van verweerder om tijdens het gehoor te vragen om opheldering. Verder heeft eiser niet te summier verklaard over [naam 5] karaktereigenschappen of over de wijze waarop eiser uiting gaf aan zijn relatie met [naam 5] . Verweerder geeft te weinig sturing met zijn open vragen, en heeft te weinig onderzoek gedaan op dit aspect. Het was voor eiser zeer moeilijk en onduidelijk welke informatie verweerder nog meer had willen hebben. Verder blijft verweerder ten onrechte tegenwerpen dat het vreemd is dat eiser met [naam 5] naar de [bar] ging, omdat die bar een mogelijke homobar was. Eiser heeft enkel verklaard dat er geruchten waren dat het een bar was waar homoseksuelen ook naartoe gingen. Het was een reguliere uitgaansgelegenheid. Dat eiser met [naam 5] naar deze bar ging, kon de geruchten over hem dus niet versterken, te meer nu het in eisers omgeving bekend was dat [naam 5] en hij bevriend waren. De tegenwerpingen zijn te vergezocht en onterecht. Verweerder heeft het besluit op dit punt ondeugdelijk gemotiveerd, aldus eiser.
9.1
De rechtbank volgt het standpunt van eiser dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de relatie met [naam 5] niet aannemelijk is gemaakt.
Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser niet tegenstrijdig heeft verklaard over de duur van zijn relatie. Dat eiser de veranderde aard van zijn relatie eerst tijdens het aanvullende gehoor heeft verduidelijkt kan niet als zodanig worden aangemerkt omdat eiser niet wist dat verweerder dit anders opvatte.
Voorts heeft verweerder ook niet kunnen stellen dat eiser summier heeft verklaard over wat hem aantrok in [naam 5] . Eiser heeft verklaard dat [naam 5] gespierd is, goed kan dansen, homoseksueel is, een aantrekkelijk uiterlijk heeft, zorgzaam is, een goede luisteraar is en knap is. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank uitingen van persoonlijke aantrekkingskrachten. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom dit niet voldoende is. Het argument van verweerder dat zorgzaamheid en goed kunnen luisteren kwaliteiten zijn die eveneens aan personen buiten de relationele sfeer kunnen worden toegekend, is op zichzelf juist maar niet steekhoudend. Hiermee is namelijk niet uitgesloten dat het kwaliteiten zijn die een persoon binnen een relationele sfeer kunnen aantrekken in de ander. Ook kan verweerder eiser niet, zonder nader onderzoek en nadere motivering, tegenwerpen dat eiser summier heeft verklaard over de wijze waarop eiser en [naam 5] vorm gaven aan hun relatie. Verweerder heeft immers slechts één vraag hierover gesteld tijdens het aanvullende gehoor. In zoverre slaagt het betoog van eiser.
9.2
Daarentegen heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij over aanvang van de liefdesrelatie met [naam 5] ongeloofwaardig heeft verklaard. Zo heeft eiser tijdens zijn vrije relaas verklaard dat hij [naam 5] de liefde verklaard heeft nadat [naam 5] hem naar zijn gevoelens vroeg. [10] Later heeft hij echter verklaard dat hij [naam 5] niet over zijn gevoelens durfde te vertellen, maar dat [naam 5] als eerste tegen hem zei dat hij hem leuk vond. [11] Met deze tegenstrijdigheid geconfronteerd heeft eiser verklaard dat hij [naam 5] als eerste op laconieke wijze de liefde verklaarde, in de hoop een opening te vinden waar [naam 5] op zou terugkomen. [12] In de correcties en aanvullingen op het aanvullend gehoor wordt aangegeven dat eiser zijn liefdesverklaring, hoewel deze laconiek was, wel echt meende. Dat hij – bij wijze van strategie – zelf over zijn gevoelens tegenover [naam 5] begon, staat daarbij haaks op zijn eerste verklaring dat hij reageerde op de vraag van [naam 5] naar zijn gevoelens. Eiser heeft in dit verband dan ook wisselende verklaringen afgelegd, waarvoor geen verschoonbare reden is gegeven.
Ook heeft verweerder het bevreemdend kunnen achten dat eiser met [naam 5] uitging in de [bar] (een bar die volgens eiser bekend stond als mogelijke homobar), terwijl eiser ook stelt dat hij zijn geaardheid geheim wilde houden en dat anderen daar al over roddelden. [13]
In zoverre slaagt het betoog niet.
Beroepsgronden: relatie met [naam 1]
10. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van zijn relatie met [naam 1] eveneens onvoldoende heeft gemotiveerd dat deze niet aannemelijk was. Verweerder heeft ook hier ten onrechte tegengeworpen dat eiser te summier heeft verklaard over [naam 1] ’s aantrekkelijke eigenschappen, en dat hij geen basale kennis van hem heeft. Verder voert eiser ook in deze relatie aan dat een vriendschapsrelatie ook een relatie is, zodat het niet vreemd is om de gehele periode van de relatie, vriendschap en liefde, als “relatie” aan te merken. De stapsgewijze overgang van deze relatie, in de complexe situatie waarin al enige tijd een seksuele spanning was, heeft eiser uitgebreid beschreven. De risico’s die eiser daarbij heeft genomen waren volgens eiser binnen proporties en deden op geen enkele wijze af aan zijn voorzichtigheid. Verweerder dient de onterechte tegenwerpingen niet te betrekken in zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas.
10.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder tijdens het nader gehoor enkele keren heeft gevraagd naar wat eiser aantrok in [naam 1] . Eiser heeft daarbij verklaard dat hij gespierd is, waar eiser van houdt, kalm is en dat hij goed kan communiceren [14] . Tijdens het aanvullend gehoor heeft verweerder echter nauwelijks doorgevraagd over zijn relatie met [naam 1] en de invulling daarvan
.Verweerder heeft met name basale kennisvragen over [naam 1] gesteld, zoals: opleiding, werk, kind, bevolkingsgroep. Op deze vragen heeft eiser een antwoord kunnen geven. Verweerders standpunt dat eiser geen basale kennis heeft van [naam 1] , is gelet op de gegeven motivering, niet houdbaar. Daarbij betrekt de rechtbank nog dat eiser voldoende heeft onderbouwd dat het in Oeganda niet gebruikelijk is om verjaardagen te vieren. Hieraan is verweerder ten onrechte voorbijgegaan. Ook heeft eiser niet vaag, dan wel tegenstrijdig, verklaard over het aantal broers en zussen van [naam 1] . Hij heeft verklaard [15] dat [naam 1] twee broers heeft, en geen andere broers en zussen “voor zover hij weet”. Verder volgt de rechtbank eiser dat [naam 1] ’s huwelijksdatum geen basale kennis betreft, evenmin als de naam van [naam 1] ’s overleden moeder. Evenmin is gebleken dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de duur van de relatie. Eiser heeft namelijk consistent verklaard [16] over de duur van de totale relatie: vanaf 2014 vriendschappelijk en vanaf februari 2017 een liefdesrelatie. In zoverre slagen deze beroepsgronden.
10.2
Daarentegen heeft verweerder de verklaringen over de omslag van hun relatie niet ten onrechte bevreemdend geacht. Dat [naam 1] zonder context (en dus uitleg) een (porno)filmpje stuurt naar eiser is niet geloofwaardig. De reactie daarop van eiser, te weten dat hij [naam 1] een berichtje stuurde met de tekst dat hij hem altijd al leuk vond [17] , terwijl hij niet wist of [naam 1] ook homoseksueel was, heeft verweerder ook bevreemdend kunnen achten. Niet valt in te zien waarom eiser niet is nagegaan bij [naam 1] wat de bedoeling was van dat filmpje. Dit genomen risico valt, zoals verweerder heeft betoogd, niet te rijmen met de voorzichtigheid die eiser zichzelf had voorgenomen en met de strafbaarheid van homoseksualiteit in Oeganda en het maatschappelijke taboe dat op het onderwerp rust.
In zoverre slagen de beroepsgronden niet.
Beroepsgrond: positie LHBTI in Oeganda
11. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat eiser geen helder en correct beeld heeft gegeven van de positie van LHBTI in Oeganda.
12.1
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaringen die zijn afgelegd tijdens het nader en aanvullende gehoor blijkt dat eiser algemene informatie en enkele incidenten heeft verstrekt over de positie van LHBTI in Oeganda. Deze informatie was echter niet altijd correct. Niet blijkt hieruit dat eiser een (speciale) interesse in dit onderwerp had, hetgeen verweerder – gelet op eisers gestelde geaardheid en stelling dat Oeganda daardoor voor hem niet meer veilig is – wel heeft mogen verwachten. In elk geval bood het eiser een gelegenheid/mogelijkheid om consistente verklaringen af te leggen die stroken met informatie uit openbare bronnen, waarvan eiser onvoldoende gebruik heeft gemaakt, wat de reden daarvoor ook mag zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie over het element: homoseksuele geaardheid
13. De rechtbank concludeert dat verweerder op grond van de tegenwerpingen die – gelet op wat hiervoor is overwogen – houdbaar zijn, zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft verklaard over zijn homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft het relevante element homoseksuele geaardheid daarom ongeloofwaardig kunnen achten. De tegenwerpingen die niet meer houdbaar zijn wegen daar niet tegen op. Datzelfde geldt voor de gestelde activiteiten van eiser in de LHBTI-scène in Nederland, alsmede de foto’s en brieven van [naam 6] die zijn ingebracht door eiser. Daarbij is van belang dat verweerder aan die verklaringen van derden geen zwaarwegend gewicht heeft hoeven toekennen, omdat het zwaartepunt mag liggen bij de beoordeling van de verklaringen die door eiser zelf zijn afgelegd, over zijn eigen ervaringen.
Het element: de problemen als gevolg van de homoseksuele geaardheid
14. Nu verweerder niet ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de gestelde homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig is, heeft verweerder in het verlengde hiervan de daaruit voortvloeiende problemen in Oeganda niet geloofwaardig kunnen achten.
14.1
Daarbij heeft verweerder ook kunnen betrekken dat eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn arrestatie, detentie en of voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen onderbouwen. Eiser heeft weliswaar verklaard dat [naam 1] alles heeft, maar heeft geen enkele moeite ondernomen om op enige wijze aan deze documenten te komen. Ter zitting geeft hij desgevraagd voor het eerst aan dat hij niet weet of [naam 1] documenten heeft. Hij heeft echter niet duidelijk kunnen maken waarom hij dit niet weet.
14.2
Verder heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser niet uitgebreid heeft verklaard over de beweegredenen waarom hij niet in Kenia kon blijven, anders dan dat hij het idee had dat [naam 1] vreemdging en dat hij zich eenzaam voelde [18] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder – anders dan eiser stelt – eiser wel voldoende gelegenheid gegeven hierover te verklaren. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte overwogen dat niet kan worden ingezien waarom een gevoel van eenzaamheid eiser heeft doen besluiten om terug te gaan naar Oeganda. Hij werd hier immers naar eigen zeggen gezocht door onder meer de politie en verwachtte veel problemen (levenslange gevangenisstraf).
14.3
Verweerder heeft daartoe ook het standpunt kunnen innemen dat niet valt in te zien dat eiser na zijn vlucht uit Oeganda, een groot risico neemt om Oeganda weer binnen te komen, om een reis naar het buitenland te kunnen regelen. Eiser had dit vanuit Kenia kunnen doen met behulp van zijn zus. Daarbij heeft verweerder ook kunnen betrekken de verklaring van eiser dat je soms heel gemakkelijk bij de grens bij Kenia kon oversteken [19] , wat dus niet altijd het geval is (zoals eiser ook beaamt in de beroepsgronden). Eiser heeft hiermee een groot risico gelopen omdat hij niet zeker wist of hij op dat moment ook gemakkelijk de grens over kon zonder gecontroleerd te worden.
14.4
Voor wat betreft de tweede uitreis uit Oeganda, maakt de rechtbank uit de stellingen van eiser in beroep op dat hij niet zeker wist of hij gesignaleerd stond en of de reisagent die signalering heeft geprobeerd te omzeilen door het betalen van steekpenningen. Voor de rechtbank is niet duidelijk geworden waarom hij dit niet weet/heeft nagevraagd. Los van het voorgaande heeft verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, terecht opgeworpen dat eiser met deze verklaringen over zijn legale uitreis, in ieder geval niet heeft onderbouwd dat hij ten tijde van zijn uitreis uit Oeganda, in de negatieve belangstelling van de Oegandese autoriteiten stond. Dat is wat aan hem wordt tegengeworpen door verweerder.
Conclusie over het element: de problemen als gevolg van de homoseksuele geaardheid
15 Reeds gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte ook dit element ongeloofwaardig geacht. De overige tegenwerpingen en beroepsgronden op dit punt behoeven geen bespreking meer.
Afwijzing als kennelijk ongegrond
16. De aanvraag is verder terecht afgewezen als kennelijk ongegrond, op grond van artikel 30b, eerste lid, onder e, Vw. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich, gelet op het voorgaande, terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser kennelijk inconsequente en duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor aan zijn verklaringen alle overtuigingskracht is ontnomen. Eiser heeft dit niet succesvol weerlegd.
Algehele conclusie
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ok, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak met vindplaats ECLI:NL:RVS:2020:1885.
2.Zie de uitspraak met vindplaats ECLI:NL:RVS:2018:3080.
3.Rapport van nader gehoor, pagina 16.
4.Rapport van nader gehoor, pagina 16 en rapport van aanvullend gehoor, pagina 9.
5.Pagina 10 van het rapport van aanvullend gehoor.
6.Pagina’s 12 en 13 van het rapport van aanvullend gehoor.
7.Rapport van eerste gehoor, pagina 3.
8.Pagina’s 9 en 10 van het rapport van eerste gehoor.
9.Rapport van nader gehoor, pagina 28.
10.Rapport van nader gehoor, pagina 6.
11.Rapport van nader gehoor, pagina 21.
12.Rapport van nader gehoor, pagina 16.
13.Zie rapport van nader gehoor, pagina’s 9, 18, 19 en het rapport van aanvullend gehoor, pagina 16.
14.Pagina 17 van het rapport van het aanvullende gehoor.
15.Pagina 17-18 van het rapport van het aanvullende gehoor.
16.Rapport van eerste gehoor, pagina
17.Correcties en aanvullingen op het nader gehoor.
18.Pagina 13 van het rapport van nader gehoor en pagina 23 van het rapport van het aanvullend gehoor.
19.Rapport van aanvullend gehoor, pagina 23.