ECLI:NL:RBDHA:2020:11280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5968
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking voorlopige voorziening

Op 9 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.P. Sanches Montoto, een voorlopige voorziening vroeg met betrekking tot de afwijzing van zijn aanvraag voor een Nederlands rijbewijs door de RDW. Verzoeker had op 15 september 2020 een verzoek ingediend, maar na een besluit van de RDW op 6 oktober 2020, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, werd verzoeker alsnog een rijbewijs toegekend op basis van een coulanceregeling. Hierdoor trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in op 9 oktober 2020, maar vroeg hij wel om een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De rechter stelde vast dat de RDW het oorspronkelijke besluit niet had herzien, maar dat er sprake was van een nieuwe omstandigheid, namelijk de coulanceregeling. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van de Awb, omdat de RDW zijn standpunt niet had gewijzigd en de intrekking van het verzoek niet voortkwam uit een erkenning van onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenveroordeling af, met de overweging dat er geen basis was voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 november 2020, en tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5968

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 november 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.P. Sanches Montoto),
en

de directie van de RDW, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 15 september 2020 heeft verzoeker zich tot de voorzieningenrechter gewend met een verzoek om een voorlopige voorziening ten aanzien van het besluit van verweerder van 7 augustus 2020, waarbij verzoekers aanvraag om een Nederlands rijbewijs is afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker op dezelfde datum een bezwaarschrift bij verweerder ingediend.
Bij besluit van 6 oktober 2020 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Daarnaast heeft verweerder verzoekers aanvraag opnieuw in behandeling genomen en op grond van een coulanceregeling is alsnog aan verzoeker een Nederlands rijbewijs toegekend.
Naar aanleiding van dit besluit heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening bij brief van 9 oktober 2020 ingetrokken. Tevens heeft verzoeker verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Bij brief van 9 oktober 2020 is verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op laatstgenoemd verzoek. Verweerder heeft bij brief van 16 oktober 2020 gereageerd.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
2. Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb is artikel 8:75a van de Awb van overeenkomstige toepassing bij intrekking van een verzoek om een voorlopige voorziening.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft ingetrokken omdat zijn aanvraag alsnog is ingewilligd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) (zie onder meer ECLI:NL:RVS:2012:BX1816) volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Volgens de Afdeling is bij intrekking van een besluit vanwege nieuwe feiten en omstandigheden of vanwege nadien verkregen informatie geen sprake van tegemoetkomen.
4. In het besluit van 6 oktober 2020 heeft verweerder aangegeven dat het bezwaar ongegrond is, maar dat op grond van een coulanceregeling die verweerder sinds 20 augustus 2020 hanteert, de aanvraag van verzoeker ambtshalve opnieuw in behandeling is genomen en verzoeker alsnog in de gelegenheid is gesteld om het (Arubaanse) rijbewijs om te wisselen voor een Nederlands rijbewijs. Verweerder handhaaft het standpunt uit het primaire besluit nu er formeel geen recht op omwisseling was.
5. Nu verweerder het primaire standpunt niet heeft herzien, maar er sprake is van een nieuwe omstandigheid, te weten de coulanceregeling die dateert van na het primaire besluit, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van tegemoetkomen in vorenbedoelde zin.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.