6.2Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b opnieuw naar de medische situatie van eiseres gekeken. In zijn rapport van 17 september 2019 heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat bij functioneel onderzoek door de primaire verzekeringsarts en deze arts er geen significante wijzigingen zijn te zien in vergelijking met het onderzoek in juni 2018. Eiseres heeft in juni 2018 reeds aangegeven dat zij pijn aan de rechterknie en beide handen had. Er is toen al rekening gehouden met beperkingen ten aanzien van de handen, voeten en knieën. De destijds aangegeven beperkingen waren ruim en voor verdergaande beperkingen wordt geen aanleiding gezien. De subjectieve toename van klachten en beperkingen zijn niet in overeenstemming met de objectieve gegevens. De geduide functies kunnen derhalve als ongewijzigd mogelijk worden geacht, zeker een functie als telefoniste/receptioniste en administratief medewerker. Die functie is lichamelijk in het geheel niet belastend, aldus de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat er vanuit medisch oogpunt geen noodzaak is af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Eiseres was per 29 maart 2019 niet arbeidsongeschikt te achten voor de maatgevende arbeid.
7. De rechtbank is van oordeel dat de medische onderzoeken op zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden en dat er voldoende onderzoek is verricht. Beide verzekeringsartsen hebben eiseres gezien en aan al haar klachten aandacht besteed. Uit voornoemde rapportage van 17 september 2019 blijkt dat de verzekeringsarts b&b ook beschikte over dossiergegevens van de eerdere Ziektewet-beoordeling (TVB2) en daarvan studie heeft gedaan. Er is derhalve geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b een onjuist en/of incompleet beeld had van de lichamelijke klachten. De stelling van eiseres dat haar klachten niet serieus genomen zijn, kan de rechtbank dan ook niet volgen. Eiseres heeft in bezwaar voorts geen aanvullende medische informatie overgelegd. De stelling van eiseres dat ten onrechte geen medische informatie is ingewonnen bij de reumatoloog slaagt ook niet. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat eiseres de medische bevindingen bij de specialist goed kan overbrengen en verwoorden. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om de verzekeringsarts b&b hierin niet te volgen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts b&b blijkens vaste jurisprudentie in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 17 september 2019 afdoende gemotiveerd dat er in dit geval geen aanleiding bestond voor het inwinnen van nadere informatie. Ten aanzien van de door eiseres in beroep overgelegde brief van de reumatoloog van 7 november 2019, die ziet op consulten bij de polikliniek Reumatologie op 2 november 2018 en 28 november 2018, heeft de verzekeringsarts b&b in zijn aanvullende rapport van 2 april 2020 aangegeven dat deze informatie al goed was doorgegeven tijdens het primair onderzoek en in bezwaar. De informatie bevestigt datgene dat al bekend was. De stelling van eiseres dat de artroseklachten niet zijn meegenomen, volgt de rechtbank dan ook niet.
8. Voor wat betreft de juistheid van de medische beoordeling overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet in het door eiseres aangevoerde geen reden het oordeel van de verzekeringsarts b&b met betrekking tot de medische klachten van eiseres niet te volgen. Nu de gestelde verdergaande dan wel toenemende beperkingen door eiseres niet met objectief medische bevindingen, welke zien op de datum in geding, zijn onderbouwd, wordt, zonder aan de beleving van de klachten door eiseres afbreuk te willen doen, geen aanleiding gezien om de door verweerder (eerder) vastgestelde (en thans gehandhaafde) beperkingen als onjuist aan te merken.
9. Het vorenstaande betekent dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op toereikende gronden berust. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals verzocht door eiseres.
10. Voor wat betreft het betoog van eiseres dat het gezien haar beperkingen voor haar onmogelijk is om de werkzaamheden die behoren bij de geduide functies uit te voeren, overweegt de rechtbank dat nu de eerdere Ziektewet-beoordeling (TVB2) in rechte is komen vast te staan, en uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, de passendheid van de aan de hand van de FML van 25 juni 2018 geduide functies als zodanig in beginsel niet meer ter discussie staat.
De verzekeringsarts b&b heeft in zijn aanvullend rapport van 2 april 2020 aangegeven dat de functies telefoniste/receptioniste en administratief medewerker in het geheel fysiek niet zwaar belastend zijn en zonder meer haalbaar worden geacht. De functionele bevindingen van de reumatoloog (geen zwellingen en geen bewegingsbeperkingen) komen overeen met de bevindingen van de primaire arts en de verzekeringsarts b&b. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit standpunt van de verzekeringsarts b&b niet te volgen.
11. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres om een ZW-uitkering per 29 maart 2019 terecht heeft afgewezen en het daartegen gemaakte bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.