ECLI:NL:RBDHA:2020:12166

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
C/09/572752 / HA ZA 19-438
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door notariskantoor en tegenvordering van gedaagde wegens vermeende beroepsfout van notaris

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vorderde het notariskantoor betaling van openstaande facturen van € 3.941,87 van [gedaagde], die in reconventie een schadevergoeding van € 187.036 eiste wegens vermeende beroepsfouten van de notaris. De rechtbank oordeelde dat het notariskantoor werkzaamheden had verricht in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater, en dat [gedaagde] een betalingsverplichting had voor de openstaande declaraties. De rechtbank stelde vast dat de notaris niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat de volmacht van [gedaagde] op 19 juli 2017 was geëindigd. De rechtbank wees de vordering van [gedaagde] af, omdat zij onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims. De rechtbank veroordeelde [gedaagde] tot betaling van de vordering van het notariskantoor en de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen en de noodzaak voor cliënten om goed geïnformeerd te zijn over hun rechtspositie in nalatenschapszaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/572752 / HA ZA 19-438
Vonnis van 14 oktober 2020 (bij vervroeging)
in de zaak van
[het notariskantoor]te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.H. Kramer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.C. van den Berg te Utrecht.
Partijen worden hierna het notariskantoor en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Leiden in de procedure tussen partijen met nummer 6644383 \ CV EXPL 18-644, waarin de procedure is verwezen naar team Handel van de rechtbank Den Haag;
  • het tussenvonnis van 13 november 2019, waarin een comparitie van partijen is bevolen op 1 april 2020;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 1 tot en met 8;
  • de brief van 16 maart 2020, met producties genummerd 20 tot en met 25, namens [gedaagde] ;
  • de rolbeslissing van 6 mei 2020, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de zitting (door de maatregelen in verband met het coronavirus) plaatsvindt in de vorm van een skype-zitting;
  • de brief van 19 mei 2020, met producties 30 tot en met 34, namens [gedaagde] ;
  • de akte vermeerdering van eis tevens akte overlegging producties, met producties 35 tot en met 41, namens [gedaagde] ;
  • het proces-verbaal van de op 10 september 2020 gehouden comparitie van partijen (via Skype voor bedrijven).
1.2.
Tijdens de zitting heeft de advocaat van het notariskantoor melding gemaakt van de omstandigheid dat zij producties 20 tot en met 29 van [gedaagde] niet in haar dossier heeft. Uit het procesdossier van de rechtbank volgt dat deze producties bij brief van 4 juni 2018 in de procedure bij toen nog de kantonrechter Leiden zijn ingebracht. In de brief van 4 juni 2018 is vermeld dat deze met bijlagen aan de toenmalige advocaat van het notariskantoor is verzonden. In het vonnis van de kantonrechter te Leiden van 10 april 2019 is voorts opgenomen dat de kantonrechter kennis heeft genomen van de brief van 4 juni 2018 met producties. Gelet op dit een en ander is de rechtbank van oordeel dat deze producties deel uitmaken van het procesdossier.
1.3.
Het proces-verbaal van comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld correcties van feitelijke aard per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. Het notariskantoor heeft bij faxbericht van 24 september 2020 en [gedaagde] bij faxbericht van 28 september 2020 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Deze faxberichten maken deel uit van het procesdossier en het vonnis wordt gewezen met inachtneming van de opmerkingen van partijen, voor zover het correcties van feitelijke aard op het proces-verbaal betreft.
1.4.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [datum overlijden] 2016 is de heer [A] (hierna: erflater) overleden. Op 24 november 2016 heeft notaris [de notaris] (hierna: de notaris), verbonden aan het notariskantoor, een verklaring van erfrecht opgesteld. Erfgenamen zijn de zoon en dochter van erflater. De erfgenamen hebben de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard.
2.2.
[gedaagde] heeft een affectieve relatie gehad met erflater. Zij is schuldeiser van de nalatenschap en was samen met erflater eigenaar van de woning aan de [adres] .
2.3.
De notaris heeft in de periode van begin 2017 tot 1 oktober 2017 als partijnotaris van [gedaagde] notariële werkzaamheden verricht in opdracht van [gedaagde] in het kader van de nalatenschap van erflater. Deze werkzaamheden bestonden uit het houden van besprekingen en het voeren van correspondentie en telefoongesprekken. De erfgenamen hebben in maart 2017 [notaris 2] ingeschakeld.
2.4.
[gedaagde] heeft op 19 juli 2017 een schriftelijke volmacht gegeven aan de notaris voor het namens haar voeren van een bespreking op diezelfde dag met [notaris 2] en de erfgenamen van erflater (hierna: de volmacht). In de volmacht is onder meer het volgende opgenomen:

om voor en namens ondergetekende de bespreking van 19 juli 2017 te voeren en onderhandelingen in te gaan en ter uitvoering daarvan voor een nader te bepalen notaris te verschijnen voor het passeren van een vaststellingsovereenkomst en een akte van verdeling conform het ontwerp van die akte(n), en andere stukken te tekenen, en voorts datgene te verrichten hetgeen de gevolmachtigde terzake nodig zal oordelen, zulks met de macht van substitutie en onder de intenties zoals aangegeven in deaangehechtebijlage.
(…)
Deze volmacht eindigt:

na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst en ondertekening van de akte van verdeling ter uitvoering van de gemaakte afspraken, dan wel;

indien partijen (zijnde de erfgenamen van wijlen de heer [A] en de gevolmachtigde namens volmachtgever) niet uiterlijk op 1 oktober 2017 de vaststellingsovereenkomst en (indien van toepassing) de akte van verdeling hebben getekend ter uitvoering van de gemaakte afspraken, danwel;

indien partijen vandaag geen overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van wijlen de heer [A] conform de richtlijnen en intenties als vermeld in de aan deze volmacht gehechte bijlage, behoudens indien de volmachtgever en de gevolmachtigde anders overeenkomen.
2.5.
Voorafgaand aan het ondertekenen van de volmacht heeft e-mailcorrespondentie plaatsgevonden tussen [gedaagde] en de notaris over de inhoud en de reikwijdte van de volmacht.
2.6.
De notaris heeft op 19 juli 2017 met gebruikmaking van de volmacht deelgenomen aan een bespreking op het kantoor van [notaris 2] . Hierbij was de zoon van erflater aanwezig namens de erfgenamen.
2.7.
Op 19 juli 2017 heeft [de kandidaat-notaris] (als kandidaat-notaris verbonden aan het notariskantoor), in een e-mailbericht aan [gedaagde] geschreven:

Op verzoek van [de notaris][noot rechtbank: de notaris]
bericht ik je als volgt.
[de notaris] heeft me zojuist laten weten dat het gesprek met [notaris 2] en [de zoon][noot rechtbank: de zoon van erflater]
volgens haar gevoel positief is verlopen en tot een oplossing zou kunnen leiden. [de zoon] heeft aangegeven dat ook hij hoopt op een oplossing, zodat de nalatenschap kan worden afgewikkeld. Hij heeft daarbij ook aangegeven open te staan voor contact met [X] inzake de spullen in huis.
Er is afgesproken dat [de zoon] eerst met zijn zus gaat overleggen en vanavond een terugkoppeling geeft aan [notaris 2] .
Zodra wij vervolgens een terugkoppeling hebben ontvangen van [notaris 2] , zal ik jou hierover berichten.
2.8.
Op 20 juli 2017 heeft [notaris 2] de notaris telefonisch bericht dat de erfgenamen [gedaagde] op bijna alle punten tegemoet zouden kunnen komen, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat eerst een (fysieke) verdeling van de goederen in de nalatenschap van erflater plaatsvindt.
2.9.
Op diezelfde dag, 20 juli 2017, is [gedaagde] bij de notaris op kantoor geweest om het standpunt van de erfgenamen te bespreken.
2.10.
Op 21 september 2017 heeft de notaris in een e-mailbericht aan [gedaagde] onder meer geschreven:

Wij hebben afgesproken dat we even afwachten of [X] toch nog tot een afspraak kan komen om met [de zoon] en jou aan tafel te zitten. Mocht dat lukken dan bestaat er een kans om tot overeenstemming te komen. Mocht dit niet lukken dan vrees ik, zoals gezegd, dat je weer terug bent bij af. Immers voor het gesprek bij [notaris 2] stonden ook nog de volgende punten ter discussie:
1. de door jou verzorgde taxatie van de woning werd door de erfgenamen betwist.
2. de door jou aangegeven hoogte van de vordering werd eveneens door de erfgenamen betwist.
Bij [notaris 2] heeft [de zoon] aan gegeven dat hij zich het recht voorbehield om op deze punten terug te komen, met andere woorden indien geen bevredigende afspraak zou komen ten aanzien van de spullen “van zijn vader” dan betwist hij wederom punten 1 en 2.
2.11.
Het notariskantoor heeft [gedaagde] twee facturen gezonden, die deels onbetaald zijn gebleven:
  • factuurnummer [nummer 1] , gedateerd 13 april 2017, € 2.286,90;
  • factuurnummer [nummer 2] , gedateerd 16 augustus 2017, € 2.359,50.
Het totaal door het notariskantoor aan [gedaagde] gefactureerde bedrag bedraagt € 4.646,40. [gedaagde] heeft een bedrag van € 756,25 voldaan, zodat resteert € 3.890,15.
2.12.
Op verzoek van [gedaagde] heeft het notariskantoor gespecificeerde nota’s aan [gedaagde] verstrekt.
2.13.
Bij beslissing van 26 september 2018 heeft de Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag een klacht van [gedaagde] over de notaris op alle onderdelen ongegrond verklaard. [gedaagde] is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan.
2.14.
Bij beslissing van 14 mei 2019 heeft het gerechtshof Amsterdam [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaard in een nieuwe klacht tegen de notaris en de bestreden beslissing van de Kamer voor het notariaat ressort Den Haag bevestigd. In deze beslissing overweegt het gerechtshof onder meer:

Klaagster verwijt de notaris - in de kern - het volgende.
De volmacht van 19 juli 2017 is onder druk van de notaris tot stand gekomen en is door de notaris misbruikt. (…).
De notaris heeft haar zorgplicht geschonden. De notaris was de vaste notaris van klaagster en erflater en kende de achtergronden. Zij heeft zich echter in eerste instantie opgesteld als boedelnotaris voor de erfgenamen en een verklaring van erfrecht afgegeven. Voorts is klaagster kort vóór de afspraak met de zoon op 29 september 2017 gebleken dat de notaris de door klaagster verstrekte eigendomsbewijzen van spullen in de woning niet aan de zoon had overhandigd en hem evenmin op haar kantoor een en ander had toegelicht, maar hem slechts had gebeld. Hierdoor was deze afspraak niet meer in goede banen te leiden. (…).
Het kantoor van de notaris heeft een omissie begaan in de akte van tweede hypotheek (…).
(…)

6.Beoordeling

Nieuwe klacht
6.1.
In hoger beroep heeft klaagster als nieuwe klacht aangevoerd dat zij het verwijtbaar acht dat de notaris buiten haar medeweten een notarieel document, waarbij zij partij was, aan de erfgenamen heeft verstrekt.
(…)
Klachtonderdeel 1 (volmacht)
(…)
6.3.1.
Het hof heeft in de stukken van het dossier geen enkele aanwijzing gevonden voor de stelling van klaagster dat de volmacht onder druk van de notaris tot stand zou zijn gekomen. Blijkens de stukken in het dossier is de volmacht juist geheel overeenkomstig de wens van klaagster, zoals ook kenbaar gemaakt in haar e-mailbericht van 19 juli 2017 (6:37 uur), aangepast. (…).
Het hof acht beïnvloeding van klaagster door de notaris dan ook niet aannemelijk geworden.
6.3.2.
Op grond van de stukken in het dossier acht het hof genoegzaam gebleken dat op 19 juli 2017 geen overeenstemming tussen partijen is bereikt, hetgeen klaagster gelet op het e-mailbericht van de kandidaat-notaris van 19 juli 2017 ook bekend kon zijn. Hierdoor was de door klaagster aan de notaris gegeven volmacht, (…), geëindigd. De notaris heeft op 20 juli 2017 het standpunt van de erfgenamen, de zogenoemde ‘package deal’, met klaagster besproken. Vervolgens heeft klaagster ermee ingestemd om de door de boedelnotaris namens de erfgenamen voorgestelde route te volgen. Naar het oordeel van het hof heeft klaagster aldus de volmacht aan de notaris mondeling verlengd. De notaris heeft dan ook geen misbruik gemaakt van de haar door klaagster verleende volmacht door na de bespreking met de erfgenamen en de terugkoppeling aan klaagster werkzaamheden voor klaagster te blijven verrichten.
Met betrekking tot de door klaagster gestelde vage en onwaardige communicatie van de notaris is het hof van oordeel dat klaagster onvoldoende feitelijke onderbouwing voor die stelling heeft aangedragen. Het hof gaat alleen al daarom hieraan voorbij.
6.3.3.
Uit het voorgaande volgt dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel 2 (schending zorgplicht)
(…).
6.4.2.
Met betrekking tot het niet overhandigen van de beweerde eigendomsbewijzen overweegt het hof dat niet is komen vast te staan dat de notaris niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen om deze stukken niet aan de zoon te overhandigen. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat in het kader van de verdeling van de roerende zaken in de nalatenschap bemiddeling door een derde – [X] – aan de orde was en de notaris daarin geen rol had. Naar het oordeel van het hof is de notaris dan ook binnen de reikwijdte van de haar door klaagster verleende volmacht gebleven. Dat uiteindelijk geen overeenstemming tussen partijen tot stand is gekomen heeft niet rechtstreeks betrekking op het niet overhandigen van genoemde stukken en kan de notaris mede daarom niet tuchtrechtelijk worden verweten.
6.4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het tweede klachtonderdeel ongegrond is.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Het notariskantoor vordert, na wijziging van eis tijdens de comparitie van partijen, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (i) de veroordeling van [gedaagde] om aan het notariskantoor te betalen € 3.941,87 (€ 4.437,96 verminderd met de ingetrokken vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 495,82), vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.890,15 vanaf 19 januari 2018 en (ii) de veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten van € 131 zonder betekening dan wel € 199 in het geval van betekening en met verklaring dat deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, zulks met bepaling dat over die proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van 14 dagen na de vonnisdatum.
3.2.
Het notariskantoor legt aan de vordering ten grondslag dat het notariskantoor in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht in het kader van de nalatenschap van erflater. Deze werkzaamheden bestonden uit het houden van diverse besprekingen en het voeren van correspondentie. De werkzaamheden zijn nader omschreven in de daarvan aan [gedaagde] gezonden facturen. De facturen zijn voor een bedrag van € 3.890,15 onbetaald gebleven. Daarbij komt een bedrag van € 51,99 aan rente.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert bij vonnis, na vermeerdering van eis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van het notariskantoor om aan [gedaagde] te voldoen € 187.036, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 18 maart 2018, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum en de veroordeling van het notariskantoor in de kosten van deze procedure vermeerderd met nakosten.
3.4.
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat de notaris en daarmee het notariskantoor haar werkzaamheden onzorgvuldig heeft verricht, waardoor [gedaagde] schade heeft geleden. De notaris is als partijnotaris toerekenbaar tekort geschoten in de uitoefening van haar verplichtingen voortvloeiende uit de door [gedaagde] aan de notaris verstrekte volmacht. Tijdens de bespreking van 19 juli 2017 heeft de notaris namens [gedaagde] overeenstemming bereikt met de erfgenamen over de betaling door de erfgenamen aan [gedaagde] van € 106.432. Dit heeft de notaris [gedaagde] de volgende dag meegedeeld. Indien de notaris op 19 juli 2017 geen overeenstemming had bereikt, dan had zij op grond van de volmacht de opdracht aan [gedaagde] moeten teruggeven. Later is [gedaagde] gebleken dat de overeenstemming niet is bereikt omdat de notaris de eigendomsbewijzen niet aan de erfgenamen had overhandigd.
Uiteindelijk heeft [gedaagde] € 61.500 van de erfgenamen ontvangen in plaats van € 106.432, zodat haar schade € 44.932 bedraagt. De schade van [gedaagde] is veroorzaakt doordat de notaris niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht die voortvloeit uit haar hoedanigheid van partijnotaris. De notaris was op de hoogte van het verleden van [gedaagde] en erflater en van de moeizame afwikkeling van de nalatenschap van erflater.
[gedaagde] legt aan haar eisvermeerdering ten grondslag dat zij na bijna tweeënhalf jaar heeft moeten vaststellen dat de activa van de nalatenschap van erflater aanzienlijk hoger zijn dan haar door de notaris was voorgespiegeld, namelijk geen € 144.000 maar € 332.405. De notaris had [gedaagde] moeten waarschuwen voor aan transacties verbonden risico’s. Van de notaris mocht worden verwacht dat een boedelbeschrijving beschikbaar kwam zodat [gedaagde] haar rechtspositie kon bepalen en verantwoorde keuzes kon maken. De vordering van [gedaagde] op de nalatenschap bedroeg € 222.150. Omdat [gedaagde] geen inzicht had in de omvang van de nalatenschap, is zij akkoord gegaan met verlaging van haar vordering tot € 106.432. Het aan [gedaagde] ten onrechte niet uitgekeerde bedrag uit de nalatenschap (€ 222.150 - € 106.432 = € 115.718) dient te worden vermeerderd met een Verzekerd Hypotheek Fonds ter waarde van € 71.318. (€ 115.718 + € 71.318 = € 187.036).
in conventie en in reconventie
3.5.
Partijen voeren over en weer verweer. Op hun stellingen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Het notariskantoor vordert betaling van nog openstaande facturen voor de werkzaamheden door de notaris voor [gedaagde] in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat tussen het notariskantoor en [gedaagde] een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen (artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)) en dat de notaris namens [gedaagde] heeft gehandeld op grond van de volmacht (artikelen 3:61 e.v. BW).
4.3.
Vast staat dat de notaris werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht. Het notariskantoor heeft daarvoor facturen en een specificatie van de verrichte werkzaamheden aan [gedaagde] gezonden. Tot uitgangspunt dient dan ook dat [gedaagde] in beginsel een betalingsverplichting heeft voor het bedrag van de openstaande declaraties (de hoofdsom van € 3.890,15).
4.4.
[gedaagde] betoogt dat niet is na te gaan welke werkzaamheden door de notaris zijn verricht. De rechtbank overweegt dat op basis van de door het notariskantoor in het geding gebrachte urenregistraties weliswaar niet duidelijk is wat de notaris precies voor werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht, maar dat uit de urenregistraties en uit de overgelegde e‑mailcorrespondentie wel in voldoende mate blijkt dat in de periode van begin 2017 tot 1 oktober 2017 diverse besprekingen hebben plaatsgevonden, dat tussen [gedaagde] en de notaris veel e-mailcorrespondentie is geweest en dat zij telefoongesprekken hebben gevoerd. Dat deze werkzaamheden zijn verricht heeft [gedaagde] ook niet weersproken. Daarom acht de rechtbank het totale factuurbedrag van € 3.890,15 alleszins redelijk.
4.5.
[gedaagde] stelt zich voorts op het standpunt dat van verschuldigdheid van de declaraties geen sprake is, nu zij de juistheid en deugdelijkheid van de onderliggende werkzaamheden van meet af aan heeft bestreden. [gedaagde] heeft als gevolg van de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden door de notaris een tegenvordering op het notariskantoor die in hoogte de vordering van het notariskantoor overstijgt. [gedaagde] wenst de door haar geleden schade te verrekenen met de vordering van het notariskantoor. Om vast te stellen of [gedaagde] nog enig bedrag aan het notariskantoor moet betalen, zal de rechtbank dus eerst moeten vaststellen:
(i) of en zo ja, in hoeverre, sprake is van een tekortkoming van de notaris;
(ii) zo ja, of en in hoeverre [gedaagde] daardoor schade heeft geleden die door het notariskantoor moet worden vergoed;
(iii) zo ja, of na de verrekening met die schade nog een door [gedaagde] aan het notariskantoor te betalen bedrag of juist andersom een door het notariskantoor aan [gedaagde] te betalen bedrag resteert.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank eerst de vordering in reconventie beoordelen, alvorens verder op de vordering in conventie te beslissen.
in reconventie
4.7.
Aan de orde is de vraag of het notariskantoor in de nakoming van de tussen [gedaagde] en het notariskantoor gesloten overeenkomst van opdracht is tekortgeschoten (of, anders gezegd, of de notaris bij de uitvoering van die opdracht een beroepsfout heeft gemaakt) en of het notariskantoor gehouden is de daardoor ontstane schade te vergoeden.
4.8.
Artikel 7:401 BW bepaalt dat de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Bij de beantwoording van de vraag of aan die zorgplicht is voldaan, moet de rechtbank beoordelen of de notaris heeft gehandeld met inachtneming van de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend notaris mag worden verwacht. Het is aan [gedaagde] voldoende feiten naar voren te brengen, in het licht van de betwisting van het notariskantoor, waaruit de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat de notaris die zorgvuldigheid tegenover [gedaagde] niet heeft betracht.
4.9.
Volgens [gedaagde] bestaat de tekortkoming van het notariskantoor er allereerst in dat de notaris en daarmee het notariskantoor tekort is geschoten in de uitoefening van de haar opgedragen en aangegane verplichtingen voortvloeiende uit de volmacht. De volmacht is volgens [gedaagde] niet geëindigd op 19 juli 2017 en [gedaagde] is daarom zoals zij stelt terecht uitgegaan van “
een in gang gezette overeenkomst”. Als de notaris op 19 juli 2017 geen overeenstemming had bereikt, dan had zij op grond van de volmacht de opdracht aan [gedaagde] moeten teruggeven. Dit heeft de notaris niet gedaan, zodat [gedaagde] ervan uit mocht gaan dat overeenstemming was bereikt en de notaris bereid was om [gedaagde] te blijven bijstaan. Verder heeft de notaris nagelaten om tijdens de bespreking op 19 juli 2017 de eigendomsbewijzen aan de erfgenamen te overhandigen. Rechtstreeks gevolg daarvan is volgens [gedaagde] dat de op 19 juli 2017 bereikte overeenstemming tussen de erfgenamen en [gedaagde] werd verlaten. Naast dit alles is voor [gedaagde] belangrijk dat de notaris volgens [gedaagde] op de hoogte was van het verleden tussen [gedaagde] en erflater en de privéomstandigheden van [gedaagde] .
4.10.
Daarnaast bestaat de tekortkoming van het notariskantoor er volgens [gedaagde] in dat de notaris niet heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht. De notaris had [gedaagde] moeten waarschuwen voor aan transacties verbonden risico’s. Van de notaris mocht worden verwacht dat een boedelbeschrijving beschikbaar kwam zodat [gedaagde] haar rechtspositie kon bepalen en verantwoorde keuzes kon maken, zo stelt [gedaagde] .
4.11.
[gedaagde] heeft de hiervoor onder 4.9 vermelde stellingen eveneens ten grondslag gelegd aan de tuchtklacht tegen de notaris. Het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof) heeft evenals de Kamer voor het notariaat, ressort Den Haag, geoordeeld dat de klachten van [gedaagde] ongegrond zijn. Het hof heeft overwogen dat op 19 juli 2017 geen overeenkomst tot stand is gekomen, dat daardoor de volmacht is geëindigd en dat de notaris geen misbruik heeft gemaakt van de haar door [gedaagde] verleende volmacht door na de bespreking met de erfgenamen en de terugkoppeling aan [gedaagde] werkzaamheden voor [gedaagde] te blijven verrichten. Verder heeft het hof overwogen dat met betrekking tot het niet overhandigen van de eigendomsbewijzen niet is komen vast te staan dat de notaris niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen om deze stukken niet aan de zoon van erflater te overhandigen. Naar het oordeel van het hof is de notaris binnen de reikwijdte van de haar door [gedaagde] verleende volmacht gebleven. Dat uiteindelijk geen overeenstemming tussen [gedaagde] en de erfgenamen tot stand is gekomen heeft niet rechtstreeks betrekking op het niet overhandigen van de eigendomsbewijzen en kan de notaris mede daarom niet tuchtrechtelijk worden verweten.
4.12.
De uitspraak van het hof biedt dus geen steun voor de stellingen (onder 4.9) van [gedaagde] dat de notaris haar werkzaamheden niet heeft verricht zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam notaris betaamt. Waarom de rechtbank in afwijking van de tuchtrechter tot het oordeel zou moeten komen dat de notaris en daarmee het notariskantoor tekort is geschoten in de uitoefening van haar werkzaamheden heeft [gedaagde] niet onderbouwd. Aan die stelling heeft zij immers niets meer of anders ten grondslag gelegd dan aan de tuchtklachten.
In aanvulling op hetgeen het hof heeft overwogen, oordeelt de rechtbank nog dat, gelet op de communicatie tussen [gedaagde] en de notaris, het voor [gedaagde] duidelijk moest zijn, althans dat de notaris erop mocht vertrouwen dat voor [gedaagde] duidelijk was (i) dat op 19 juli 2017 geen overeenstemming was bereikt en (ii) dat de op 20 juli 2017 door [notaris 2] telefonisch aan de notaris gecommuniceerde instemming van de erfgenamen niet onvoorwaardelijk was.
De omstandigheid dat [gedaagde] zelf wellicht dacht dat met de erfgenamen een afdwingbare overeenkomst tot stand was gekomen die haar recht gaf op betaling van een bedrag van € 106.432 omdat zij meende dat de door de erfgenamen gestelde voorwaarde gemakkelijk kon worden vervuld omdat zij alleen een paar boeken hoefde te geven, maakt dit oordeel van de rechtbank niet anders. Ook niet indien de rechtbank meeweegt dat [gedaagde] dacht dat de notaris de eigendomsbewijzen aan de erfgenamen had afgegeven en daarom veronderstelde dat ook de erfgenamen wisten dat zij geen recht hadden op boeken, zodat de door de erfgenamen gestelde voorwaarde niet anders kon inhouden dan het vrijwillig afstaan door [gedaagde] van een paar boeken die de erfgenamen wilden hebben.
De omstandigheid dat [gedaagde] dacht dat aan de voorwaarden gemakkelijk kon worden voldaan, betekent namelijk niet dat zij de gevolgen van het niet vervullen van de gestelde voorwaarden bij het notariskantoor kan neerleggen. Als de eigendomsbewijzen in juli 2017 waren overgelegd – zoals [gedaagde] dacht dat was gebeurd – was wellicht eerder duidelijk geworden dat [gedaagde] enerzijds en de erfgenamen anderzijds verschillend dachten over de door de erfgenamen gestelde voorwaarden. Maar ook dan mocht de notaris er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde] begreep dat enkel nog overeenstemming onder voorwaarden was bereikt.
Ten slotte maakt ook de omstandigheid dat de notaris werkzaamheden bleef verrichten voor [gedaagde] ondanks dat geen overeenstemming was bereikt op 19 juli 2017 het oordeel van de rechtbank niet anders. Immers, het al dan niet eindigen van de volmacht staat los van het feit dat daarnaast nog steeds sprake was van een overeenkomst van opdracht tussen [gedaagde] en het notariskantoor. De overeenkomst van opdracht is pas geëindigd op 1 oktober 2017.
4.13.
Ten aanzien van de tekortkoming van het notariskantoor die er volgens [gedaagde] uit bestaat dat de notaris niet heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht (zie 4.10) overweegt de rechtbank als volgt.
4.14.
Vast staat dat de notaris sinds 1 oktober 2017 geen werkzaamheden meer voor [gedaagde] heeft verricht en sindsdien niet meer betrokken is geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Eind januari 2018 heeft [gedaagde] , met behulp van een erfrecht advocaat, een schikking bereikt met de erfgenamen. De rechtbank begrijpt niet hoe of waarom de notaris [gedaagde] had moeten waarschuwen voor de aan deze transactie verbonden risico’s. De notaris was op dat moment immers al enkele maanden niet meer betrokken bij deze transactie. Indien al aan de notaris is te wijten dat er niet tijdig een boedelbeschrijving is opgesteld, valt niet in te zien dat dit na 1 oktober 2017 heeft geleid tot een verkeerde beslissing van [gedaagde] ten aanzien van de schikking in januari 2018. Dit geldt temeer nu [gedaagde] bij de totstandkoming van de schikking werd bijgestaan door een advocaat.
4.15.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] geen, in elk geval onvoldoende, argumenten verschaft die de rechtbank handvatten geven om te kunnen voldoen aan de zware motiveringsplicht die geldt in geval van afwijking van het (bovendien onherroepelijke) oordeel van de tuchtrechter. Ook ten aanzien van het niet voldoen door de notaris aan de waarschuwingsplicht heeft [gedaagde] haar stellingen, gelet op het gemotiveerde verweer van de notaris, onvoldoende onderbouwd. Bij deze stand van zaken dient de stelling van [gedaagde] dat de notaris niet heeft gehandeld zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam notaris betaamt, te worden verworpen. Daarmee vervalt de grondslag aan de vordering van [gedaagde] .
4.16.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen sprake is van verwijtbaar en toerekenbaar tekortschieten van de notaris dan wel het notariskantoor jegens [gedaagde] . De vordering van [gedaagde] zal dan ook worden afgewezen.
4.17.
De rechtbank zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen tot betaling van de proceskosten in reconventie. De kosten aan de zijde van het notariskantoor worden begroot op € 2.842 voor forfaitair salaris advocaat (2 punten x tarief € 1.421).
4.18.
Voor afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief.
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in reconventie en de nakosten zal als niet weersproken worden toegewezen.
voorts in conventie
4.20.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door het notariskantoor gevorderde betaling van de facturen voor wat betreft de hoofdsom van € 3.890,15 zal worden toegewezen. [gedaagde] heeft immers geen te verrekenen tegenvordering.
4.21.
De door het notariskantoor gevorderde wettelijke rente over de factuurbedragen, zijnde tot 19 januari 2018 een bedrag van € 51,99 en de wettelijke rente over € 3.890,15 vanaf 19 januari 2018, zal als niet weersproken worden toegewezen.
4.22.
[gedaagde] heeft nog gesteld dat zij betaling van de facturen vanwege de gebrekkige uitvoering van deze werkzaamheden mocht opschorten. In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat van een toerekenbare tekortkoming door het notariskantoor geen sprake is. Er was derhalve geen grond voor [gedaagde] om de betaling van de facturen op te schorten.
4.23.
De rechtbank zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen tot betaling van de proceskosten in conventie. De kosten aan de zijde van het notariskantoor worden begroot op € 84,09 voor deurwaarderskosten (inclusief btw), € 939 voor betaald griffierecht en € 922 voor forfaitair salaris advocaat (2 punten x tarief € 461). Dat is in totaal € 1.945,09.
4.24.
Zoals hiervoor overwogen bestaat voor afzonderlijke veroordeling in de nakosten geen grond. De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief.
4.25.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie en de nakosten zal als niet weersproken worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan het notariskantoor te betalen een bedrag van € 3.941,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2018 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de aan de zijde van het notariskantoor gevallen proceskosten in conventie, tot op heden begroot op € 1.945,09 en op € 157 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 82 in geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening tot de dag van algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie voor wat betreft de veroordelingen onder 5.1 en 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de aan de zijde van het notariskantoor gevallen proceskosten in reconventie, tot op heden begroot op € 2.842 en op € 157 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 82 in geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening tot de dag van algehele voldoening;
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op
14 oktober 2020.