In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kind, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd geconcludeerd dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielaanvraag. De rechtbank heeft op 7 februari 2020 uitspraak gedaan na een zitting op 7 februari 2020, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat eiseres en haar kind via Spanje de EU zijn binnengekomen en dat hun asielverzoek daar geregistreerd is. De enkele ontkenning van eiseres dat zij in Spanje om asiel heeft verzocht, was onvoldoende om de conclusie van de staatssecretaris te weerleggen. De rechtbank volgde eiseres niet in haar stelling dat de eenheid van het gezin zich verzet tegen de overdracht aan Spanje, aangezien de asielaanvraag van haar echtgenoot in Nederland later was ingediend. Eiseres heeft ook haar gezondheidstoestand en die van haar kind ingeroepen, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Spanje niet kan voorzien in hun opvangbehoeften. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.