ECLI:NL:RBDHA:2020:13007
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag mvv nareis wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. Eiseres, een Iraanse vrouw, had de aanvraag te laat ingediend, wat leidde tot een kennelijk ongegrond verklaard bezwaar door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de argumenten van eiseres dat de aanvraag door omstandigheden bij Vluchtelingenwerk niet tijdig was ingediend. De rechtbank verwees naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat de handhaving van de termijn door verweerder in overeenstemming was met de wetgeving. Eiseres had ook aangevoerd dat er bijzondere feiten en omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet opgingen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten de aanvraag af te wijzen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij werd gewezen op de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.