ECLI:NL:RBDHA:2020:13760
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsdocument aanvraag op basis van EU gemeenschapsrecht door Eritrese eiseres
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Eritrese eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van het EU gemeenschapsrecht, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat zij haar identiteit en nationaliteit niet ondubbelzinnig had aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de eiseres niet voldeed aan de vereisten voor verblijf op grond van artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De eiseres had betoogd dat het overleggen van identificerende documenten niet als vereiste was opgenomen in het arrest Chavez-Vilchez, maar de rechtbank stelde vast dat het aan de eiseres was om haar identiteit en nationaliteit aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet in het bezit was van de benodigde documenten en dat de door haar overgelegde bewijsstukken niet voldoende waren om haar identiteit en nationaliteit vast te stellen. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.