ECLI:NL:RBDHA:2020:14090

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
NL20.20329
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek onbekend waarheen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die zich met haar minderjarige kind had aangemeld voor asiel, heeft op 25 november 2020 een besluit ontvangen waarin haar aanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting die op 17 december 2020 plaatsvond in Breda. De gemachtigde van eiseres heeft voorafgaand aan de zitting laten weten dat zij niet zou komen, en de rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 9 december 2020 met onbekende bestemming is vertrokken.

De rechtbank heeft overwogen dat eiseres geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland, aangezien zij niet meer bereikbaar is en haar gemachtigde geen contact meer met haar heeft kunnen krijgen. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van haar beroep, en heeft zij het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.20329
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

mede ten behoeve van haar minderjarige kind
[naam],
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Neijzen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.20330, plaatsgevonden te Breda op 17 december 2020. Eiseres is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De gemachtigde van eiseres heeft op 15 december 2020 laten weten dat zij niet naar de zitting komt. Op 14 december 2020 is haar meegedeeld dat eiseres VOW (vertrokken onbekend waarheen) is. Zij heeft verscheidene pogingen gedaan om (telefonisch) met haar in contact te komen, maar helaas zonder succes. Zij heeft daardoor het contact met eiseres verloren. Desgevraagd heeft zij nog meegedeeld dat zij voor de laatste keer contact met eiseres heeft gehad in het tijdvak tussen 25 november 2020 en 3 december 2020.
2. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat eiseres volgens zijn registratie met onbekende bestemming is vertrokken sinds 9 december 2020.
3. De rechtbank leidt uit dit alles af dat eiseres geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiseres heeft geen belang meer bij de beoordeling van dit beroep. [1] Het beroep is daarom niet ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2020 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D'Hoore, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie ook: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579 en 19 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2782.