ECLI:NL:RBDHA:2020:14213
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning en uitbetaling van WIA-uitkering in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning en uitbetaling van een WIA-uitkering. Eiser had op 7 februari 2020 een WIA-uitkering aangevraagd, welke met ingang van 23 januari 2020 was toegekend, maar niet werd uitbetaald. Het UWV stelde dat eiser meer dan 75% van het WIA-maandloon verdiende, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor uitbetaling. Eiser was van mening dat de berekening van het WIA-maandloon onjuist was, omdat hij in 2017 wegens ziekte niet had gewerkt en geen inkomsten had ontvangen in die periode. Hij betoogde dat de maanden waarin hij geen loon had ontvangen niet meegeteld moesten worden bij de berekening van het dagloon.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de regelgeving geen ruimte bood voor een andere berekening dan die door het UWV was toegepast. Eiser voldeed niet aan de voorwaarden om als starter te worden aangemerkt, aangezien hij in januari 2017 wel degelijk loon had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de berekening van het UWV correct was en dat de beroepsgronden van eiser niet konden slagen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.