Uitspraak
REchtbank DEN Haag
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Haagsche Brood Winkels B.V., te Den Haag, vergunninghoudster.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 25 september 2020, waarbij aan Haagsche Brood Winkels B.V. een omgevingsvergunning is verleend voor het legaliseren van het gebruik van panden aan de [laan] als bakkerij. Verzoekers stellen dat dit gebruik leidt tot onaanvaardbare geluids- en geuroverlast en dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek, gezien de intensivering van de activiteiten van de bakkerij en de aanhoudende overlast. De rechter heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, omdat de vergunning is verleend op basis van onjuiste gegevens en onvoldoende motivering met betrekking tot de ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst, met de verplichting voor verweerder om het griffierecht aan verzoekers te vergoeden.