ECLI:NL:RBDHA:2020:14495

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
NL19.31836
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na ongegrondverklaring beroep

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd had, had eerder een verzoek om herziening ingediend tegen de afwijzing van zijn verblijfsvergunning, welke was ingetrokken bij besluit van 27 november 2002. Het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat het verzoek om herziening afwees, leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker. Daarnaast vroeg hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de zitting op 30 juli 2020, waar de zaak samen met een andere zaak werd behandeld, is de verzoeker verschenen met zijn gemachtigde, mr. M.J.A. Bakker. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. L. Verhaegh, heeft een verweerschrift ingediend. De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in de andere zaak, was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.31836
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek om herziening van het besluit van 27 november 2002, waarbij de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd is ingetrokken, afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.28691, plaatsgevonden op 30 juli 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Een voorlopige voorziening is alleen mogelijk als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL19.28691, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2020.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
13 oktober 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.