ECLI:NL:RBDHA:2020:14723
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens internationale bescherming in Hongarije en bijzondere kwetsbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Syrische vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor haarzelf en haar drie minderjarige kinderen. De aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiseres internationale bescherming geniet in Hongarije. Eiseres heeft eerder, in 2017, een asielaanvraag ingediend die was afgewezen, en sindsdien heeft zij verschillende pogingen ondernomen om bij haar echtgenoot in Nederland te verblijven, maar deze aanvragen zijn ook afgewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in Hongarije internationale bescherming geniet en dat zij niet heeft aangetoond dat Hongarije zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiseres voerde aan dat haar gezin als bijzonder kwetsbaar moet worden beschouwd, gezien haar status als alleenstaande moeder met jonge kinderen en de gezondheidsproblemen van haar zoon. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden in Hongarije niet voldoende waren om aan te nemen dat eiseres en haar kinderen bijzonder kwetsbaar zijn. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij of haar kinderen in Hongarije niet zelfstandig kunnen functioneren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de beslissing van de Staatssecretaris bevestigd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.