ECLI:NL:RBDHA:2020:14744
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 6 november 2020 een beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, die had geoordeeld dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 7 december 2019 in Roemenië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Vervolgens heeft hij in 2020 asiel aangevraagd in Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland. De Roemeense autoriteiten hebben op 16 oktober 2020 ingestemd met de terugname van eiser, die eerder in Roemenië een asielaanvraag had gedaan die definitief was afgewezen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat Roemenië de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van de asielaanvraag, en dat de bezwaren van eiser tegen de overdracht aan Roemenië niet onderbouwd zijn.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de eerdere onjuiste claim van de staatssecretaris bij de Zwitserse autoriteiten niet afdoet aan de verantwoordelijkheid van Roemenië. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overdracht aan Roemenië niet in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.