ECLI:NL:RBDHA:2020:14744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
NL20.19433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 6 november 2020 een beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, die had geoordeeld dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 7 december 2019 in Roemenië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Vervolgens heeft hij in 2020 asiel aangevraagd in Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland. De Roemeense autoriteiten hebben op 16 oktober 2020 ingestemd met de terugname van eiser, die eerder in Roemenië een asielaanvraag had gedaan die definitief was afgewezen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat Roemenië de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van de asielaanvraag, en dat de bezwaren van eiser tegen de overdracht aan Roemenië niet onderbouwd zijn.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de eerdere onjuiste claim van de staatssecretaris bij de Zwitserse autoriteiten niet afdoet aan de verantwoordelijkheid van Roemenië. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overdracht aan Roemenië niet in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19433
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.19434, plaatsgevonden op 26 november 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Uit de Eurodacgegevens blijkt - en niet in geschil is - dat eiser op 7 december 2019 in Roemenië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Daarna heeft hij in 2020 achtereenvolgens in Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland om asiel gevraagd. De Roemeense autoriteiten hebben op 16 oktober 2020 ingestemd met terugname van eiser. Daarbij hebben zij verklaard dat de eerdere asielaanvraag van eiser in Roemenië definitief is afgewezen en dat zij daarna hebben ingestemd met terugnameverzoeken van zowel de Oostenrijkse als de Zwitserse autoriteiten. Overdracht vanuit die landen kon geen doorgang vinden omdat eiser beide keren was ondergedoken.
2. Verweerder heeft hieruit terecht afgeleid dat niet Zwitserland maar Roemenië de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming. Uit de bij de claimaanvaarding verstrekte informatie van de Roemeense autoriteiten volgt dat eisers niet onderbouwde stelling in beroep dat de Zwitserse autoriteiten de verantwoordelijkheid voor het bij hen ingediende asielverzoek aan zich hebben getrokken ongefundeerd is.
3. De omstandigheid dat verweerder eiser in eerste instantie ten onrechte, want op basis van onjuiste Eurodacgegevens, heeft geclaimd bij de Zwitserse autoriteiten doet aan het voorgaande niet af. Uit de claimaanvaarding door Roemenië blijkt namelijk dat eiser daar - onder een alias - zijn eerste asielaanvraag heeft gedaan.
4. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit voldoende gemotiveerd uiteengezet dat overdracht aan Roemenië niet in strijd komt met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat hij geen aanleiding ziet om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken. Daarbij is verweerder ingegaan op de bezwaren van eiser tegen overdracht aan Roemenië, zoals herhaald in beroep. Eiser heeft niet geconcretiseerd waarom die beoordeling van verweerder onjuist zou zijn.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2020 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.X. Scholten, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.