ECLI:NL:RBDHA:2020:14768
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser op illegale wijze via Italië de buitengrens van de lidstaten heeft overschreden. Eiser heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris beroep ingesteld, stellende dat Italië niet verantwoordelijk kan worden gehouden en dat hij bij terugkeer in Italië in een onmenselijke situatie terechtkomt. Hij verwijst naar een rapport van de SFH/OSAR en een arrest van het Hof van Justitie om zijn standpunt te onderbouwen.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft mogen concluderen dat Italië zich aan de Verdragsverplichtingen houdt. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er structurele gebreken zijn in de opvangvoorzieningen en de asielprocedure in Italië. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel het voor Dublinclaimanten in Italië niet eenvoudig is, dit niet betekent dat opvang onmogelijk is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de hoogste bestuursrechter in eerdere uitspraken geen aanleiding heeft gezien om te twijfelen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de beroepsgronden niet slagen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 oktober 2020, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.