ECLI:NL:RBDHA:2020:14788
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een Iraakse nationaliteit, had op 13 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 19 augustus 2020, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, maar de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de hoofdzaak (zaaknummer NL20.14295), er geen grond meer bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. G.P. Loman, heeft in aanwezigheid van griffier mr. A.E. van Gestel de uitspraak gedaan. Vanwege de coronamaatregelen is deze uitspraak niet op een openbare zitting uitgesproken, maar zal, zodra mogelijk, alsnog openbaar worden gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.