ECLI:NL:RBDHA:2020:14791
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 juli 2020 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 19 augustus 2020, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, maar de verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat de verzoeker, geboren in 1998, geen gronden heeft aangevoerd die de voorlopige voorziening rechtvaardigen, vooral gezien de uitspraak in de hoofdzaak, die op dezelfde dag is gedaan.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening en heeft het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel als griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.