ECLI:NL:RBDHA:2020:14818
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag van Poolse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een Poolse vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de vreemdeling niet in staat was om de benodigde documenten te overleggen en er geen gronden waren om de aanvraag te honoreren. De vreemdeling had op 2 juli 2020 een asielaanvraag ingediend, maar stelde dat hij in Polen in een gevangenis terecht zou komen vanwege een voorwaardelijke straf. Tijdens de zitting, die via een Skype-verbinding plaatsvond vanwege coronamaatregelen, werd vastgesteld dat de vreemdeling geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om contact op te nemen met zijn gemachtigde om een zienswijze in te dienen. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende gelegenheid had geboden voor overleg en dat de vreemdeling niet had gereageerd op het voornemen tot afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.