In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2020, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door N. Warmelink. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft in deze procedure geen zitting gehouden, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkenen eerst een ingebrekestelling moeten indienen. Eisers hebben in hun beroepschriften aangegeven dat zij nog twee andere procedures lopen, die ook betrekking hebben op het niet tijdig nemen van besluiten door de verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere beroepen gegrond zijn verklaard, waardoor het procesbelang van eisers in deze procedure is komen te vervallen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepen van eisers tegen het niet tijdig nemen van een beslissing niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is bekendgemaakt op 1 oktober 2020. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.