ECLI:NL:RBDHA:2020:15097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
NL20.19196
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser wegens gebrek aan relevante onderbouwing en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangevoerde redenen voor zijn asielaanvraag, waaronder problemen met zijn vader en het leven op straat na het overlijden van zijn moeder, niet voldoende waren om aan te tonen dat hij een reëel risico op ernstige schade zou lopen bij terugkeer naar Marokko. De rechtbank stelde vast dat Marokko als een veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiser niet had aangetoond dat zijn persoonlijke omstandigheden een uitzondering op deze algemene aanname rechtvaardigden.

Tijdens de zitting op 24 november 2020 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M.H. van der Linden, was wel aanwezig. De rechtbank overwoog dat de identiteit en herkomst van eiser relevant waren, maar dat de aangevoerde motieven in de familiesfeer geen raakvlakken hadden met het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. Eiser had zijn identiteitsgegevens niet met documenten onderbouwd en een leeftijdsschouw had aangetoond dat hij meerderjarig was, wat zijn asielaanvraag verder ondermijnde.

De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan tegen deze uitspraak binnen één week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.19196
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.19197, plaatsgevonden op 24 november 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1999] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij op straat moest gaan leven nadat zijn moeder was overleden en zijn vader is hertrouwd en jegens eiser gewelddadig was en hem uit huis heeft gestuurd. Eiser kon niet in zijn levensonderhoud voorzien en is vervolgens naar Nederland gekomen om naar school te gaan en een beroep te leren.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende niet-relevante elementen:
  • economische motieven;
  • problemen met zijn vader.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser wordt wel relevant geacht.
4. Verweerder heeft zich over de hiervoor genoemde elementen op het standpunt gesteld dat dit in de familiesfeer gelegen motieven betreffen, welke geen raakvlakken hebben met het Vluchtelingenverdrag, dan wel zouden leiden tot een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Eiser heeft zijn identiteitsgegevens niet door middel van identificerende documenten onderbouwd en uit een onafhankelijke leeftijdsschouw blijkt dat eiser - anders dan hij heeft verklaard - evident meerderjarig is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Marokko voor hem niet kan worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
Leeftijdsonderzoek
5. Eiser voert aan dat hij wel minderjarig is. Dat de personen die de leeftijdsschouw hebben uitgevoerd, hiervoor zijn opgeleid, is niet aangetoond. Verweerder heeft op zitting verklaard dat enkel hiervoor opgeleide medewerkers leeftijdsschouwen uitvoeren.
6. Gelet op de verklaring van verweerder ter zitting en nu eiser zijn stelling dat dit anders zou zijn, niet nader heeft onderbouwd, bestaat geen grond voor het oordeel dat de werkwijze van verweerder onzorgvuldig is geweest. De beroepsgrond slaagt niet.
Veilig land van herkomst
7. Eiser voert voorts aan dat Marokko voor hem niet kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Eiser legt hiertoe informatie over betreffende de algemene situatie in Marokko.
8. De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 19 maart 20191 heeft overwogen dat Marokko terecht is aangewezen als veilig land van herkomst. Daarom bestaat er een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Marokko geen internationale bescherming nodig hebben. Het ligt dus op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Marokko voor hem vanwege zijn specifieke omstandigheden niet veilig is.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. Eiser heeft verklaard in Marokko op straat te leven en naar Nederland te zijn gekomen om naar school te gaan en een beroep te leren. Deze motieven zijn niet te herleiden tot enige grond in het Vluchtelingenverdrag of in artikel 3 van het EVRM welke tot verblijf in Nederland zouden kunnen leiden. De informatie waarnaar in beroep wordt verwezen, betreft de algemene situatie in Marokko. Eiser heeft niet nader aangeduid in hoeverre de informatie in deze stukken betrekking heeft op zijn persoonlijke situatie. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Marokko in een situatie als bedoeld in artikel 3 EVRM terecht zal komen. De beroepsgrond slaagt niet.
Inreisverbod
10. Eiser voert voorts aan dat het opleggen van een inreisverbod in strijd is met het bepaalde in artikel 8 van het EVRM. Hij heeft hier vrienden gemaakt en heeft meerdere vrienden in andere Europese landen. Eiser wil de mogelijkheid hebben om die vrienden te bezoeken.
11. De rechtbank is van oordeel dat de stelling dat eiser vrienden in Nederland en in Europa heeft, zonder nadere onderbouwing niet kan leiden tot het oordeel dat hierdoor het inreisverbod onrechtmatig is opgelegd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
13. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op
30 november 2020
en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.