Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een burger van Bosnië en Herzegovina, had op 28 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 24 november 2020, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.W. de Haan, en een tolk, mw. Pompe. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. Raaijmakers, heeft de zaak behandeld. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL20.19237, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft echter wel geoordeeld dat de verweerder in de proceskosten van de verzoeker moet worden veroordeeld. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 525,-, welke vergoeding aan de rechtsbijstandverlener moet worden betaald, aangezien aan verzoeker een toevoeging is verleend. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins, en is bekendgemaakt op 16 december 2020.