ECLI:NL:RBDHA:2020:15148

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
NL20.11577
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoeker, die in een vreemdelingenrechtelijke procedure betrokken was. De verzoeker had op 29 mei 2020 beroep aangetekend omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 8 oktober 2020 heeft de Staatssecretaris alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft in overweging genomen dat de Staatssecretaris bereid was de proceskosten te vergoeden, maar dat de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn. Daarom heeft de rechtbank besloten dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 262,50, waarbij rekening is gehouden met het feit dat de verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van het bedrag aan de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht zaaknummer: NL20.11577
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R. Hijma), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: T. Kleve).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 9 november 2020 laten weten dat hij bereid is de proceskosten van verzoeker te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verzoeker is op 29 mei 2020 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 8 oktober 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bbp is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op [datum.uitspraak] en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
12 november 2020

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.