ECLI:NL:RBDHA:2020:2104
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het beroep van een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder aangifte gedaan van mensenhandel in Nederland, wat volgens hem betekende dat Nederland verantwoordelijk was voor zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft het verzet van eiser gegrond verklaard en het vooronderzoek heropend. Tijdens de zittingen is eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, en de rechtbank heeft de situatie van eiser en de omstandigheden in Italië zorgvuldig overwogen. De rechtbank concludeerde dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag niet op Nederland was overgegaan, omdat Italië tijdig had gereageerd op het verzoek om terugname. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij in Italië een reëel risico liep op een behandeling in strijd met de mensenrechten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.