ECLI:NL:RBDHA:2020:2287

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
NL19.20580
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Afghaanse nationaliteit met bewijsnood en authenticiteitskwesties

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Afghaanse man, zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard zag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend die alle waren afgewezen. In zijn huidige aanvraag stelde hij dat er nieuwe elementen waren, waaronder documenten die zijn asielrelaas ondersteunden. De staatssecretaris betwistte echter de authenticiteit van deze documenten, wat leidde tot een bewijsnood voor de eiser. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor de authenticiteit van de documenten bij de eiser ligt, maar dat verweerder niet zonder meer kon stellen dat de documenten geen nieuwe feiten of omstandigheden opleverden enkel omdat de authenticiteit niet was aangetoond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van de eiser werden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de authenticiteit van documenten in asielprocedures en de verantwoordelijkheden van zowel de eiser als de verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.20580
[persoonsnummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1991, van Afghaanse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. M. Gavami),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A.S.R. Mangroelal).

ProcesverloopBij besluit van 29 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D. de Vries. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Bij beslissing van 9 oktober 2019 heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Verweerder heeft bij bericht van 4 november 2019 desgevraagd laten weten dat Bureau Documenten (BD) niet over een onafhankelijke deskundige beschikt die de authenticiteit van het door eiser overgelegde document kan vaststellen. Eiser heeft bij bericht van 21 januari 2020 daarop gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek zonder nadere zitting, met impliciete toestemming van partijen, gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend op 30 september 2016 en 17 augustus 2018. Voornoemde aanvragen zijn allen afgewezen en staan inmiddels in rechte vast.
2. Op 8 mei 2019 heeft eiser zijn huidige asielaanvraag ingediend. Aan zijn huidige asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat er sprake is van nieuwe elementen en omstandigheden, omdat hij documenten heeft die zijn asielrelaas ondersteunen. Eiser heeft de volgende documenten overgelegd:
a. contract ten behoeve van vrijwilligerswerk;
b. gewaarmerkte brief Afdeling Terrorisme Bestrijding Kabul, gericht aan politiekorps provincie Kabul, d.d. 1 februari 2019.
3. Verweerder heeft het onder b. genoemde document laten onderzoeken door BD. Uit de verklaring van onderzoek van 9 mei 2019 volgt de conclusie dat BD niet over voldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal beschikt om het specifieke document te beoordelen. Daarom kan de authenticiteit van dit document niet worden vastgesteld. Verweerder stelt verder dat ten aanzien van het contract dat dit in kopie is overgelegd. Van een kopie kan echter de authenticiteit niet worden vastgesteld. Bovendien heeft betrokkene in het model M35-O ook niet aangegeven waarom dit contract voor hem een reden is geweest om opnieuw een asielaanvraag in te dienen. Het contract kan dan ook niet worden aangemerkt als een nieuw element of bevinding.
4. Verweerder stelt zich op grond van het voorgaande op het standpunt dat de documenten niet worden beschouwd als nieuwe elementen of bevindingen. Immers, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn de door eiser overgelegde documenten geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden indien de authenticiteit van de overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld. [1] Een kopie of een origineel document waarvan de authenticiteit niet kan worden vastgesteld, wordt daarom in beginsel niet aanvaard als een objectieve bron die de feiten, gesteld in het asielrelaas, bevestigt.
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan het door eiser overgelegde originele document. Eiser is van mening dat de werkwijze van verweerder niet in overeenstemming is met de wijze waarop het EHRM [2] documenten bij de beoordeling van een asielrelaas betrekt. Eiser is van mening dat het risico dat hij in Afghanistan loopt te groot en reëel is om de aanvraag zo eenvoudig af te wijzen. In dit verband merkt eiser op dat voor verweerder nog andere wegen openstaan om onderzoek te doen naar eisers relaas, bijvoorbeeld door middel van een individueel ambtsbericht te laten uitbrengen. Desondanks heeft eiser een contra-expert gevonden die de authenticiteit van de gewaarmerkte brief wel kan vaststellen.
6. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast om de authenticiteit van de documenten aan te tonen in een procedure over een opvolgende asielaanvraag in beginsel bij eiser ligt. [3] Verweerder is eiser tegemoet gekomen door BD een onderzoek te laten doen naar het onder b. genoemde document. Ook als dit onderzoek niet leidt tot een voor eiser gunstige conclusie, blijft het de verantwoordelijkheid van eiser om de authenticiteit van de documenten aan te tonen. Eiser heeft om aan de bewijslast te voldoen een contra-expert, [de persoon] , ingeschakeld. Deze contra-expert heeft de authenticiteit van het onder b. genoemde document wel kunnen vaststellen. Verweerder heeft ter zitting - kort samenvat - verklaard dat er wordt getwijfeld aan de benodigde expertise van de contra expert en de door hem toegepaste onderzoeksmethodologie. De rechtbank heeft aan partijen gevraagd of er een andere (onafhankelijke) deskundige beschikbaar is om onderzoek te doen naar de authenticiteit van het door eiser overgelegde originele document. Gebleken is dat er geen gecertificeerde experts beschikbaar zijn die het originele document van eiser op authenticiteit kunnen onderzoeken. Hoewel verweerder, gelet op de inhoud van het rapport, terecht enige twijfels heeft over de expertise van de ingeschakelde contra-expert, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in deze specifieke omstandigheden niet zonder nadere motivering aan eiser heeft kunnen tegenwerpen dat hij niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Van eiser kan immers in redelijkheid niet meer worden verwacht dan hij gedaan heeft. Gelet op de stand van zaken nu, moet het er voor worden gehouden dat eiser op geen enkele wijze de authenticiteit van het document kan onderbouwen, terwijl hij dat wel heeft geprobeerd. Verweerder heeft daar bovendien aan meegewerkt door het originele document aan [de persoon] te verstrekken. Eiser verkeert derhalve in bewijsnood om de authenticiteit aan te tonen. Ook verweerder kan over de authenticiteit niets zeggen. Gelet op de bewijsnood, heeft verweerder niet tot de conclusie kunnen komen dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden enkel omdat de authenticiteit van het document door eiser niet is aangetoond. Het bestreden besluit is daarom genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Nu het beroep reeds gegrond is, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf een deskundige te benoemen. De overige door eiser naar voren gebrachte beroepsgronden kunnen onbesproken blijven. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bode, rechter, en bij afwezigheid van de zittingsgriffier, S.R. Amal Gharib, in aanwezigheid van E.P.W. Kwakman.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2473.