In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.M. Sidler, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit hield in dat de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De eiser heeft aangevoerd dat hij niet terug kan naar Italië vanwege de slechte opvangomstandigheden voor asielzoekers en de impact van het coronavirus op de overdracht.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan beroepen, wat betekent dat Nederland mag uitgaan van de veronderstelling dat Italië asielzoekers op een humane manier behandelt. De eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat in zijn specifieke geval van dit beginsel moet worden afgeweken. De rechtbank wijst erop dat de eiser zich kan wenden tot de Italiaanse autoriteiten bij problemen en dat de overdracht aan Italië kan plaatsvinden zodra de omstandigheden dit toelaten.
De rechtbank concludeert dat het beroep van de eiser ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.