ECLI:NL:RBDHA:2020:2541
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een voorrangsverklaring op basis van medische omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een aanvraag voor een voorrangsverklaring ingediend, die eerder was afgewezen door verweerder. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening gemeente Den Haag 2015-2019, die vereisen dat de woonsituatie van de aanvrager levensbedreigend of levensontwrichtend moet zijn. De eiser, die na een auto-ongeluk niet meer goed kan traplopen, had tijdelijk onderdak gevonden bij zijn zus, maar kon daar niet langer blijven vanwege relatieproblemen en ruimtegebrek. De rechtbank oordeelde dat de medische situatie van de eiser, hoewel ernstig, niet levensbedreigend of levensontwrichtend was. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat de aanvraag voor de voorrangsverklaring moest worden afgewezen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.