ECLI:NL:RBDHA:2020:2545
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.E.M. Wilbers - Taselaar
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.P. Guérain, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J. de Jong, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië in beginsel de verantwoordelijke lidstaat is en dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft aangevoerd dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië, maar de rechtbank oordeelt dat de rapporten die eiser aanhaalt reeds door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn beoordeeld en dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat hij nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan.
Eiser heeft ook gesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat zijn overdracht aan Italië van onevenredige hardheid getuigt, onder andere vanwege de huidige gezondheidssituatie door het coronavirus. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder geen bijzondere omstandigheden heeft hoeven aanmerken en dat de overdracht kan plaatsvinden zolang de overdrachtstermijn nog niet is verstreken.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en geeft aan dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.