ECLI:NL:RBDHA:2020:2561

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
NL20.5413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Duitsland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Hadfy-Kovacs, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker.

Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 12 maart 2020, waar verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, P.M. Diagne. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak ook verwezen naar een eerdere uitspraak in de bodemzaak, zaaknummer NL20.5412, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Hierdoor was er volgens de voorzieningenrechter geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, in aanwezigheid van griffier mr. B. Tijssen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, en de uitspraak is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.5413

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. van Akenborgh),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.5412, plaatsgevonden op 12 maart 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P.M. Diagne. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL20.5412, heeft de rechtbank het beroep in de bodemzaak waarover dit verzoek om voorlopige voorziening gaat ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om voorlopige voorziening af. Omdat de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard, is namelijk geen voorlopige voorziening meer nodig.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt door middel van publicatie op
www.rechtspraak.nl. Deze uitspraak is aan partijen bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.