ECLI:NL:RBDHA:2020:2620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
AWB 19/6266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese eiser op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij een Eritrese eiser, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, beroep heeft ingesteld tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen. De eiser stelt dat hij is geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit bezit. Hij beoogt verblijf bij zijn referente, die hij als zijn tante en pleegmoeder aanduidt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de biologische moeder van eiser kort na zijn geboorte is overleden en dat de biologische vader illegaal in Saoedi-Arabië verblijft.

De staatssecretaris heeft de aanvraag voor de mvv afgewezen, omdat eiser niet met officiële documenten heeft aangetoond wie zijn biologische ouders zijn en niet heeft bewezen dat zijn moeder is overleden. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat verweerder ten onrechte niet gelijktijdig heeft beslist op de mvv-aanvraag van zijn referente's dochter. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de identiteit van eiser niet kan worden vastgesteld zonder bewijs van zijn biologische ouders. De overgelegde documenten, zoals een doopakte en een Student’s Report Card, zijn onvoldoende om de identiteit van eiser aan te tonen. De rechtbank concludeert dat eiser er niet in is geslaagd om de identiteit van zijn ouders en zijn eigen identiteit aannemelijk te maken, waardoor de aanvraag voor de mvv terecht is afgewezen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 19/6266
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 21 juni 2019 (het bestreden besluit) over de weigering van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 9 januari 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig [naam 2] , referente, en T. Zegai, tolk.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Eiser beoogt verblijf bij referente, zijn gestelde tante en pleegmoeder. De biologische moeder (de schoonzus van referente) van eiser is kort na zijn geboorte overleden en referente heeft hem daarna verzorgd. De biologische vader van eiser (de broer van referente) verblijft illegaal in Saoedi-Arabië en stuurt referente geld voor de verzorging van eiser. Eiser verblijft samen met de minderjarige dochter van referente in een vluchtelingenkamp in Ethiopië.
2. Aan referente is op 3 mei 2017 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Referente heeft op 31 juli 2017 ten behoeve van eiser een aanvraag voor een mvv in het kader van nareis ingediend. Bij besluit van 13 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet met officiële documenten heeft gestaafd wie zijn biologische ouders zijn. Ook heeft eiser niet aangetoond dat zijn gestelde biologische moeder is overleden. Omdat geen verklaring is gegeven voor het ontbreken van deze stukken, wordt geen bewijsnood aangenomen. Daarnaast heeft eiser geen substantieel indicatief bewijs overgelegd waaruit blijkt wie zijn ouders zijn. Nu de identiteit van de biologische ouders niet is aangetoond, kan de identiteit van eiser ook niet worden vastgesteld. Met de overgelegde indicatieve stukken, te weten een foto van een jongen (eiser) en een meisje, een doopakte en een Student’s Report Card, heeft eiser zijn gestelde identiteit evenmin aannemelijk gemaakt, aldus verweerder.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op wat hij in beroep daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser heeft allereerst aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet gelijktijdig heeft beslist op zijn mvv-aanvraag en die van de dochter van referente. De rechtbank begrijpt dat dit vervelend is, maar ziet hierin geen aanleiding om het beroep van eiser aan te houden omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat de mvv-aanvraag van een pleegkind anders wordt beoordeeld dan de mvv-aanvraag van een biologisch kind.
6. Verweerder heeft zich, onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 januari 2019 [1] , terecht op het standpunt gesteld dat de beoordeling of een gesteld pleegkind op het moment van binnenkomst van de desbetreffende referent in Nederland tot diens gezin behoort, onlosmakelijk is verbonden met de – logischerwijs hieraan voorafgaande – beoordeling of dat pleegkind nog behoort tot het gezin van zijn biologische ouders. Hiervoor moet verweerder onder meer beoordelen of is gestaafd wie de biologische ouders van een gesteld pleegkind zijn.
7. Door eiser zijn geen officiële of indicatieve documenten overgelegd waarmee hij aantoont wie zijn biologische ouders zijn. Op de overgelegde doopakte staan weliswaar de namen van zijn vader en moeder genoemd, maar omdat de identiteit van de biologische ouders niet vaststaat, kan niet worden vastgesteld dat de personen genoemd op dit document zijn gestelde biologische ouders zijn. Hiermee wordt dus ook niet de identiteit van de biologische ouders van eiser aangetoond. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is komen vast te staan wie de biologische ouders van eiser zijn.
8. Daarnaast volgt uit het rapport van Bureau Documenten (BD) van 3 juli 2019 dat de doopakte niet kan worden beoordeeld, omdat er onvoldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal beschikbaar is. Ook ontbreekt de oorspronkelijk aangebrachte pasfoto. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat een rapport van BD als een deskundigenbericht moet worden beschouwd. Nu eiser geen contra-expertise heeft overgelegd, is er geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies in het rapport van BD. De enkele betwisting van het rapport van BD is onvoldoende.
9. Verder wijst verweerder er terecht op dat de geboorteakte Mekele (Tigray) in Ethiopië als geboorteplaats vermeldt, terwijl referente tijdens haar eerste gehoor heeft verklaard dat eiser in Saoedi-Arabië is geboren. De toelichting die hierop is gegeven, dat eiser eerder in Saoedi-Arabië verbleef en pas enige tijd later is gedoopt, neemt deze tegenstrijdigheid niet weg.
10. Door eiser is evenmin met een officieel dan wel indicatief document aangetoond dat zijn biologische moeder is overleden. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is komen vast te staan dat zijn biologische moeder is overleden.
11. Daarnaast heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door eiser overgelegde onofficiële documenten afzonderlijk, dan wel tezamen onvoldoende substantieel bewijs vormen voor eisers gestelde identiteit. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat een identiteit niet met foto’s kan worden aangetoond en dat de doopakte niet kan worden beoordeeld, omdat er onvoldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal beschikbaar is en de oorspronkelijk aangebrachte pasfoto ontbreekt. De Students Report Card is bovendien enkel in kopie overgelegd, is nauwelijks leesbaar, bevat geen foto en bij ‘sex’ wordt de letter ‘F’ (‘Female’) vermeld. De verklaring die eiser hiervoor heeft gegeven, dat duidelijk is dat zijn naam een jongensnaam is, heeft verweerder ontoereikend kunnen achten.
12. De enkele verklaringen die referente en eiser ten aanzien van de identiteit en familierechtelijke relatie hebben afgelegd zijn onvoldoende om de identiteit en familierechtelijke relatie aannemelijk te achten.
13. Omdat eiser er niet in is geslaagd om de identiteit van zijn ouders en zijn identiteit aannemelijk te maken kan de aanvraag reeds hierom worden afgewezen. Gelet hierop behoeft de gestelde gezinsband tussen eiser en referente geen verdere beoordeling en wordt niet toegekomen aan de toestemmingsverklaring achterblijvende ouder.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2020.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.