Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 juni 2019 met producties 1 t/m 4;
- de conclusie van antwoord van 28 augustus 2019 met producties 1 t/m 7;
- het tussenvonnis van 23 oktober 2019 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief zijdens [de V.O.F.] van 14 januari 2020 met vier aanvullende producties;
- de bij B8-formulier van 20 januari 2020 zijdens [gedaagde] toegezonden aanvullende productie 8;
- de bij e-mailbericht van 3 februari 2020 toegezonden opgave nadere proceskosten zijdens [de V.O.F.] ;
- de bij B8-formulier van 4 februari 2020 toegezonden opgave nadere proceskosten zijdens [gedaagde] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 februari 2020 met de daaraan gehechte spreekaantekeningen zijdens [gedaagde] .
3.Het geschil
4.De beoordeling
bevoegdheid
– daarmee samenhangend – hoeveel planten [gedaagde] zelf heeft vermeerderd door wortelstekken af te nemen. De rechtbank bespreekt die kwestie daarom eerst. De rechtbank gaat aansluitend in op de vraag hoe veel de schadevergoeding per vermeerderde plant dient te bedragen. Vervolgens bespreekt de rechtbank of [gedaagde] in strijd met de licentievoorwaarden heeft nagelaten [de V.O.F.] te informeren over het rooien en vernietigen van de planten van het ras eind 2015 en zo ja, of daar een verplichting tot het betalen van schadevergoeding uit voortvloeit. In dat kader komt aan de orde de vraag of die licentievoorwaarden van toepassing zijn. Ten slotte gaat de rechtbank in op wat dit alles betekent voor de vordering van [de V.O.F.] en de over en weer gevorderde proceskosten.
niet-betalen van deze vergoeding. Voorts kan rekening worden gehouden met omstandigheden die aanleiding geven tot een vermeerdering van de vergoeding, met dien verstande dat elk van deze omstandigheden slechts eenmaal in aanmerking mag worden genomen voor de begroting van het bedrag van een passende vergoeding [6] .