Op 7 januari 2020 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het advies van de Raad voor de Kinderbescherming ontbreekt, waardoor het perspectief van [minderjarige] onduidelijk is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor een korte termijn toegewezen, omdat er onvoldoende informatie beschikbaar was om een beslissing te nemen over de gehele gevraagde termijn.
De zaak is ingediend door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder van [minderjarige] is als belanghebbende aangemerkt. Tijdens de zitting op 7 januari 2020, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van [minderjarige], mr. W.C. Alberts. De kinderrechter heeft geconstateerd dat [minderjarige] in een gesloten accommodatie verblijft en dat er een noodzaak is voor verdere diagnostiek en behandeling.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 8 februari 2020 tot 8 februari 2021 en een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 16 januari 2020 tot 19 februari 2020. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling verzocht om de moeder te informeren over de zitting en om het advies van de Raad voor de Kinderbescherming tijdig aan de rechtbank en belanghebbenden te doen toekomen.