ECLI:NL:RBDHA:2020:3059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
AWB 19/3629
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis bij referent uit Eritrea

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, had een mvv aangevraagd voor nareis bij haar echtgenoot, die een verblijfsvergunning asiel had. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres haar identiteit en de familierechtelijke relatie met de referent niet had aangetoond. Eiseres stelde dat er bewijsnood was, omdat er geen contra-expert beschikbaar was om de vals bevonden huwelijksakte te onderzoeken. De rechtbank overwoog dat verweerder ten onrechte geen bewijsnood had aangenomen en dat de overgelegde documenten onvoldoende waren om de identiteit van eiseres aan te tonen. De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag niet had afgewezen op basis van een frauduleuze aanvraag, maar dat het ontbreken van officiële bewijsstukken slechts als elementen moesten worden meegenomen in de beoordeling. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij de mogelijkheid van een hoorzitting werd benadrukt. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/3629
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 27 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] , van Eritrese nationaliteit,
V-nummer [#]
eiseres,
(gemachtigde: mr. M.F. Wijngaarden)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,
(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “nareis bij [referent] (referent)” afgewezen.
Bij besluit van 11 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 20 augustus 2019 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2019. Eiseres is vertegenwoordigd door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, mr. I.C. van Krimpen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is referent verschenen. Als tolk is verschenen [tolk] .

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 26 september 2017 een mvv aangevraagd in het kader van nareis voor verblijf bij referent. Referent is de gestelde echtgenoot van eiseres. Aan hem is een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van 7 juli 2017.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat eiseres haar identiteit en de familierechtelijke relatie met referent niet heeft aangetoond. Van bewijsnood is volgens verweerder geen sprake. De overgelegde indicatieve documenten kunnen niet worden aangemerkt als substantieel, zodat verweerder geen aanleiding heeft gezien nader onderzoek aan te bieden.
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte onderscheid maakt tussen identiteit en feitelijke gezinsband, hetgeen in strijd is met Richtlijn 2003/86/EG (de Gezinsherenigingsrichtlijn). Verweerder heeft voorts ten onrechte geen bewijsnood aangenomen voor het ontbreken van een identiteitskaart. Eiseres heeft een identiteitskaart aangevraagd, maar heeft deze nog niet ontvangen door de enorme vertraging bij het nieuwe ID-card systeem. Dit komt overeen met hetgeen is opgenomen in de ambtsberichten van februari 2017 en juni 2018. Voorts heeft verweerder de door eiseres overgelegde documenten ten onrechte niet aangemerkt als substantieel indicatief bewijs. Eiseres heeft een schoolcertificaat met bijbehorende cijferlijst met pasfoto van [regio] region overgelegd. Vanwege de overeenkomst met de landeninformatie had verweerder deze documenten aan moeten merken als substantieel indicatief bewijs. Verweerder heeft eerder, zoals blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1508), aangegeven dat schoolpassen kunnen worden betrokken bij de beoordeling of een Eritrese vreemdeling zijn identiteit aannemelijk heeft gemaakt. Dit is ook opgenomen in werkinstructie 2018/20. Als verweerder de verklaring die eiseres heeft gegeven voor het ontbreken van de identiteitskaart onvoldoende vond, had verweerder eiseres daarover moeten horen. Subsidiair stelt eiseres dat verweerder het ontbreken van officiële documenten slechts als element bij de beoordeling kan betrekken en rekening moet houden met alle feiten en omstandigheden van het geval. Eiseres heeft een toelichting gegeven op de wijze waarop zij de huwelijksakte hebben verkregen en heeft daarnaast andere indicatieve documenten overgelegd. Zij heeft daarmee voldaan aan de samenwerkingsplicht. Verweerder heeft haar aanvraag daarom niet enkel kunnen afwijzen vanwege het ontbreken van documenten.
Ten aanzien van de vals bevonden islamitische huwelijksakte voert eiseres aan dat het bestreden besluit in strijd is met het beginsel van equality of arms, zoals bedoeld in het arrest van het Europees hof voor de rechten van de mens (EHRM) in de zaak Korošec tegen Slovenië (ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212). Eiseres kan geen contra-expertise uit laten voeren, nu er zijn geen door verweerder erkende contra-experts zijn die technisch en tactisch onderzoek uitvoeren op Eritrese documenten. Eritrea expert [naam 1] is op dit moment niet werkzaam en voert enkel tactisch onderzoek uit. Eiseres heeft in dit verband een mailwisseling overgelegd van haar (voormalig) gemachtigde en [naam 1] uit 2018. [naam 1] heeft volgens deze e-mails de huwelijksakte doorgestuurd naar zijn contactpersoon in [stad] . Hij zou opnieuw contact opnemen binnen drie weken. Ondanks herhaalde verzoeken (van 5 april 2018, 3 september 2018 en 6 december 2019) heeft [naam 1] niet meer gereageerd. Ten aanzien van de heer [naam 2] heeft eiseres begrepen dat verweerder hem onvoldoende deskundig acht. Eiseres heeft ter onderbouwing gewezen op de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 21 december 2018 (AWB18/5001) en 8 mei 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:4969) en zittingsplaats Utrecht (AWB 19/981). Vanwege het ontbreken van een geschikte contra-expert verkeert eiseres in bewijsnood om een contra-expertise uit te laten voeren en heeft verweerder ten onrechte geen nader onderzoek aangeboden. Eiseres voert tot slot aan dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van een hoorzitting. Indien verweerder nog vragen had over het ontbreken van een identiteitskaart, dan hadden die daar gesteld kunnen worden.
3.1
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank gaat er vanuit dat in het arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 13 maart 2019 in de zaak E. (het arrest E.,ECLI:EU:C:2019:192), het algemene toetsingskader in nareiszaken op grond van de Gezinsherenigingsrichtlijn uiteen is gezet en nader is toegelicht. De rechtbank neemt de Gezinsherenigingsrichtlijn en dit arrest daarom als algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van het onderhavige beroep.
3.2
De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder de onderhavige aanvraag niet heeft afgewezen, omdat sprake is van een situatie van overduidelijk niet samenwerken of van een frauduleuze aanvraag, zoals bedoeld in overweging 67 tot en met 69 van het arrest E. Gelet hierop kunnen het ontbreken van officiële bewijsstukken waaruit de gezinsband blijkt en het eventuele gebrek aan plausibiliteit van de daarover gegeven uitleg, enkel worden aangemerkt als elementen waarmee verweerder rekening moet houden bij de individuele beoordeling van alle relevante elementen van het geval.
3.3
Vast staat dat eiseres geen officiële, door de Eritrese autoriteiten afgegeven identiteitsdocumenten heeft overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval sprake is van bewijsnood. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiseres reeds in 2011 achttien jaar zou zijn geworden en zij, zoals volgt uit het algemene ambtsbericht over Eritrea van april 2013, vanaf die leeftijd een identiteitskaart zou moeten hebben. Ook de ambtsberichten over Eritrea van februari 2017 en juni 2018 heeft verweerder kunnen betrekken in zijn oordeel over de verstrekking van nieuwe identiteitskaarten. Dat de autoriteiten daarbij een achterstand hebben opgelopen en nog niet iedereen hebben kunnen voorzien van een identiteitskaart heeft verweerder een onvoldoende concrete weerlegging door eiseres kunnen achtten. Eiseres komt daarnaast ook uit de stad [stad] , waar volgens het ambtsbericht van februari 2017 de burgerlijke stand goed zou functioneren.
3.4
Verweerder heeft het door eiseres in kopie overgelegde certificaat van [regio] Region en de cijferlijst aangemerkt als indicatieve documenten, maar deze kunnen volgens verweerder niet als substantieel worden beschouwd. De documenten bevatten immers maar beperkte personalia en moeten feitelijk als één document worden gezien nu ze bij elkaar horen. Dat is onvoldoende om de identiteit van eiseres aannemelijk te achten. Er zou volgens verweerder bij gebleken echtheid van deze documenten aanleiding kunnen bestaan om nader onderzoek te doen naar de identiteit. Verweerder heeft daar van af gezien, nu de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet is aangetoond met officiële documenten, er geen sprake is van bewijsnood en er ook geen indicatieve substantiële documenten zijn overgelegd. De islamitische huwelijksakte is immers vals bevonden door Bureau Documenten.
3.5
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres en referent hun familierechtelijke relatie niet met officiële stukken hebben aangetoond. Wel hebben eiseres en referent een islamitische huwelijksakte overgelegd. Deze is door Bureau Documenten vals bevonden. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten naar inhoud onvoldoende inzichtelijk en concludent is. Verweerder heeft zijn besluitvorming dan ook in zoverre op dit deskundigenbericht mogen baseren.
3.6
In de uitspraak van 8 mei 2019 van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats (ECLI:NL:RBDHA:2019:4969) is overwogen dat de vreemdeling in die zaak voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op dat moment geen geschikte contra-expert beschikbaar was die zowel technisch als tactisch onderzoek kan doen naar Eritrese documenten.
3.7
De vraag die nu voorligt is of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat nog steeds geen contra-expert beschikbaar is om de conclusies van Bureau Documenten met betrekking tot de huwelijksakte te kunnen bestrijden. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en betrekt daarbij het volgende. Er lijken thans twee mogelijke contra-experts te zijn voor het verrichten van onderzoek. Tussen partijen is niet in geschil dat niet duidelijk is of S. [naam 2] beschikt over de expertise om kerkelijke en burgerlijke huwelijksaktes te beoordelen en of hij over referentiemateriaal beschikt. [naam 1] is door een kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres via e-mail benaderd op 28 maart 2018 met het verzoek een contra-expertise te verrichten naar een vals bevonden Eritrese huwelijksakte. [naam 1] heeft diezelfde dag geantwoord op sabbatical te zijn in Ethiopië, dat hij dergelijke opdrachten normaal gesproken niet zou aanvaarden voor de komende maanden, maar dat hij contacten heeft in [stad] en naar de zaak zal kijken als hij de beschikking heeft over betrouwbare informatie. Op 4 april 2018 heeft [naam 1] laten weten dat hij zijn contacten heeft geïnstrueerd het document te laten verifiëren. Hij verwacht binnen drie weken een antwoord te hebben. Op 3 april 2018 en 6 december 2019 zijn door de gemachtigde van eiseres rappels naar [naam 1] gestuurd, waarop hij niet heeft gereageerd. Verder heeft de gemachtigde op 15 oktober 2019 geïnformeerd bij de helpdesk van Vluchtelingenwerk of er andere contra-experts beschikbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met het recente rappel naar [naam 1] en het uitblijven van een antwoord daarop ondanks eerdere toezegging en de navraag die is gedaan naar andere contra-experts bij Vluchtelingenwerk, aannemelijk heeft gemaakt dat er op dit moment geen geschikte contra-expert beschikbaar is die onderzoek kan doen naar de vals bevonden islamitische huwelijksakte. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting ook aangegeven niet te hebben nagevraagd of er andere contra-experts beschikbaar zijn. De beroepsgrond slaagt.
4. Mede gelet op verweerders stelling onder 3.4. dat onderzoek naar de indicatieve documenten ter onderbouwing van de identiteit zou hebben plaatsgevonden als de familierechtelijke relatie zou zijn aangetoond, ligt het op de weg van verweerder om eiseres en referent in de gelegenheid te stellen hun gestelde familierechtelijke relatie aannemelijk te maken door middel van verklaringen afgelegd tijdens een te houden gehoor in Nederland (referent) en in Eritrea (eiseres) of een nabijgelegen plaats, op een ambassade of consulaat. Als deze aannemelijk gemaakt is, is verweerder gehouden dit te betrekken bij zijn standpunt over de identiteit. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder dient een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres.
5. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.050,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 1.050,-.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier op 27 maart 2020.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel