Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
- het bericht ‘Rohingya Crisis Stokes Fears of Myanmar's Muslims’ van Inter Press Service van 24 oktober 2017;
- het ‘Annual Report 2017/18’ van Amnesty International van 22 februari 2018;
- het ‘Country Report on Human Rights Practices for 2017’ van het United States Department of State van 20 april 2018;
- het ‘International Religious Freedom report for 2017’ van het United States Department of State van 29 mei 2018; en
- het rapport ‘We will destroy everything: Military responsibility for crimes against humanity in Rakhine State’ van Amnesty International van 27 juni 2018.
Uit deze landeninformatie volgt dat moslims in Myanmar ernstig worden gediscrimineerd.
Ook volgt hieruit dat sprake is van wijdverbreide maatschappelijke en gouvernementele discriminatie van minderheden op gebieden als onderwijs, huisvesting, werkgelegenheid en toegang tot gezondheidszorg. Internationale waarnemers hebben grote loonverschillen geconstateerd op basis van religieuze en etnische achtergronden. Verweerder heeft deze informatie ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken, aldus eiser.
De rechtbank kan verweerder immers volgen in het in beroep ingenomen standpunt dat geen sprake is van ontduiking van de dienstplicht. Niet is gebleken dat dat eiser een persoonlijke oproep heeft gekregen, zodat van ontduiking geen sprake is. Ook is niet gebleken dat eiser door de autoriteiten wordt gezocht wegens het gesteld ontduiken van de dienstplicht. Nu eiser niet heeft onderbouwd dat hij de dienstplicht heeft ontdoken en ook zijn stelling dat moslims niet terugkomen van de dienstplicht niet heeft onderbouwd, heeft verweerder dit niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden en dit onderdeel dan ook niet hoeven betrekken in de beoordeling van de zwaarwegendheid.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.575,-.