ECLI:NL:RBDHA:2020:3101
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gedeeltelijke afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, waarin haar arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op minder dan 35%, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Na een deskundigenonderzoek door verzekeringsarts [B], heeft het Uwv zijn besluit herzien en eiseres alsnog in aanmerking gesteld voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Eiseres trok haar beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten, die volgens haar bestonden uit de kosten van haar gemachtigde en reiskosten.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat haar echtgenoot haar heeft bijgestaan en er geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit is in lijn met de geldende regelgeving en rechtspraak. De rechtbank heeft wel een reiskostenvergoeding van € 10,82 toegekend voor de gemaakte reiskosten van eiseres zelf, maar niet voor haar echtgenoot. Daarnaast is het betaalde griffierecht van € 47,00 aan eiseres vergoed. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante bepalingen omtrent proceskostenvergoeding.