Uitspraak
Nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 12 december 2017 ingekomen verzoek van:
[Y] ,
[X] ,
Procedure
voorlopigepartneralimentatie van € 2.143,-- bruto per maand en is het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toegewezen voor de duur van zes maanden. De verzoeken op grond van artikel 843a, eerste lid Rv en artikel 1:164 BW zijn afgewezen. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de definitieve partneralimentatie, de verdeling van de gemeenschap van goederen en de vergoedingsrechten, alsmede de verzoeken ten aanzien van de wijze van verkoop van de echtelijke woning en de dwangsom is aangehouden, teneinde de man in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over zijn stellingen dat de door hem ontvangen erfenis de gemeenschap ten goede is gekomen en de boot niet uit deze erfenis is bekostigd, maar uit de letselschadevergoeding van de vrouw.
Beoordeling
Boot van het merk Maril 730 / vergoedingsrechten
erfenisvan € 63.718,95 onder uitsluitingsclausule heeft verkregen en dat de erfgelden terecht zijn gekomen op bankrekeningen die tot de gemeenschap behoorden. De rechtbank overweegt dat als gevolg hiervan vermenging heeft plaatsgevonden en dat de ontvangen erfgelden van in totaal € 63.718,95 tot het gemeenschapsvermogen zijn gaan behoren. Het wettelijk stelsel van Titel 7 van Boek 1 BW brengt mee dat de man wegens deze vermogensverschuiving in beginsel jegens de gemeenschap recht heeft op vergoeding van dit bedrag. De vraag is of er aanleiding is af te wijken van deze hoofdregel.
letselschadevergoedingstelt de vrouw dat deze aan haar verknocht is. De man daarentegen stelt dat deze vergoeding op basis van de jurisprudentie alleen verknocht is zolang zij identificeerbaar en traceerbaar is. Nu de vrouw de vergoeding niet heeft geadministreerd, is het bedrag aan schadevergoeding in de gemeenschap opgegaan, aldus de man.
voorlopigepartneralimentatie, welke bij eerdere beschikking van [datum beschikking 1] 2019 na een jusvergelijking is bepaald op € 2.143 bruto per maand, als definitieve partneralimentatie vastleggen.
- hypotheekrente deel 1 van € 570,73 per maand
- hypotheekrente deel 2 van € 94 per maand
- de spaarpremie van € 199,99 per maand
voorafte voldoen maar hypotheekrente juist
achteraf. De rechtbank legt de afspraken tussen op basis van deze gebruiken zo uit dat de vrouw gehouden was om (alleen) de spaarpremie van € 199,99 in de maand juni te voldoen. Nu zij dit heeft nagelaten, mocht de man dit bedrag conform de afspraak tussen partijen verrekenen met de partneralimentatie voor de maand juni. Uit de door hem overgelegde stukken blijkt dat de man niet alleen de kosten voor de spaarpremie, maar ten onrechte ook de kosten voor de hypotheekrente in mindering heeft gebracht op de partneralimentatie voor de maand juni.