ECLI:NL:RBDHA:2020:3211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
C/09/577908 / HA ZA 19-813
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over de erfgenamen van een overleden persoon en de rechtsopvolging van stichtingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil over de erfgenamen van de overleden [A]. De executeurs, [executeur 1] en [executeur 2], hebben een vordering ingesteld tegen Stichting Fonds voor het Hart, waarin zij betogen dat deze stichting niet behoort tot de kring der erfgenamen van [A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het testament van [A] op 29 maart 2013 is opgemaakt, maar dat Stichting Fonds voor het Hart pas op 6 december 2013 is opgericht. De executeurs stellen dat de stichting die in het testament is genoemd, namelijk Stichting Fonds voor het Hart, niet meer bestond op het moment van overlijden van [A]. De rechtbank heeft de vordering van de executeurs toegewezen en geoordeeld dat gedaagde niet als erfgenaam kan worden aangemerkt, omdat zij niet bestond op het moment dat de nalatenschap openviel. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van een vergissing in de aanduiding van de erfgenaam, omdat niet ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat [A] gedaagde als erfgenaam heeft bedoeld. De vordering in reconventie van gedaagde is afgewezen, en gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/577908 / HA ZA 19-813
Vonnis van 22 april 2020
in de zaak van

1.[executeur 1], te [plaats 1],

2. [executeur 2], te [plaats 2],
beiden handelend in hun hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van
[A], overleden te [plaats van overlijden] op [datum overlijden],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J.C.A. Ettema te Wassenaar,
tegen
STICHTING FONDS VOOR HET HART, te Den haag,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat voorheen mr. P.I.A.P.M. Zwaga, thans mr. J. Kalkman te Den Haag.
Eisers in conventie worden hierna gezamenlijk de executeurs genoemd en ieder afzonderlijk [executeur 1] en [executeur 2]. Gedaagde in conventie wordt hierna gedaagde genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juli 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 25 september 2019 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- de akte namens de executeurs met de bij de dagvaarding ontbrekende producties 4 tot en met 6;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 11 maart 2020.
1.2.
Het proces-verbaal van comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld correcties van feitelijke aard per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De overledene [A] (hierna [A]) heeft bij testament van 29 maart 2013 beschikt over zijn nalatenschap. Voor het geval hij zou overlijden na zijn partner, heeft hij een aantal stichtingen aangewezen als zijn erfgenaam: Stichting Fonds voor het Hart, Stichting Oogfonds Nederland, Stichting MS Research, Nederlandse Brandwonden Stichting, Stichting Onderzoek Macula Degeneratie en Stichting Koninklijke Nederlandse Geleidenhond. Van al deze stichtingen is in het testament een (post)adres vermeld. Voor wat betreft Stichting Fonds voor het Hart is het volgende adres opgenomen: Vijzelgracht 53C, 1017 HP Amsterdam.
2.2.
In het testament zijn de executeurs benoemd. [executeur 1] was de notaris ten overstaan van wie het testament van [A] is verleden. De andere executeur, [executeur 2], was gedurende een langere periode de financieel adviseur van [A]. De executeurs schatten het door [A] nagelaten vermogen op 4 tot 5 miljoen euro.
2.3.
Gedaagde is op 27 november 1988 opgericht als Stichting Wetenschappelijk Bureau Integratie Geneeskunde, met KVK-nummer 27176037. Zij is gevestigd in Den Haag.
2.4.
Op 14 januari 1998 is opgericht de stichting Stichting Nationaal Hartfonds, met KvK-nummer 27169870. Op 18 juni 2000 heeft zij haar naam gewijzigd in Stichting Fonds voor het Hart en op 24 november 2010 in Stichting Junio (hierna te noemen Stichting Junio). Haar statutaire vestigingsplaats is Den Haag. Op enig moment is zij, zonder haar statutaire vestigingsplaats te veranderen, verhuisd naar de Vijzelgracht te Amsterdam.
2.5.
Op 24 november 2000 heeft Stichting Junio (toen nog Stichting Fonds voor het Hart geheten) een Knowhow licentieovereenkomst gesloten met de stichting naar Zwitsers recht Stiftung United Organisations Health Care (hierna UHC Zwitserland) en de stichting naar Oostenrijks recht United Organisations Health Care Privatstiftung (hierna UHC Oostenrijk) (UHC Zwitserland en UHC Oostenrijk hierna tezamen UHC).
Deze licentieovereenkomst zag op fondsenwerving voor en fondsenbesteding door bij de stichting naar Zwitsers recht Stiftung zur Förderung der Gesundheitsorganisation (hierna FGO) aangesloten charitatieve instellingen waaronder Stichting Junio (toen nog Stichting Fonds voor het Hart geheten).
2.6.
De licentieovereenkomst tussen Stichting Junio en UHC is geëindigd op 24 november 2010. Dit is ook de datum dat Stichting Junio haar naam heeft gewijzigd van Stichting Fonds voor het Hart in Stichting Junio. Er is een geschil ontstaan tussen UHC en Stichting Junio over enige rechten en verplichtingen in verband met de beëindiging van de licentieovereenkomst. Dit geschil is beëindigd met een vaststellingsovereenkomst van 17 december 2010. In deze vaststellingsovereenkomst is onder meer bepaald dat Stichting Junio het gebruik van haar (handels)naam ‘Stichting Fonds voor het Hart’, de domeinnaam ‘voorhethart.nl’ en het logo/beeldmerk ‘Fonds voor het Hart’ en de databestanden, waarvan de rechten op dat moment bij UHC berustten heeft gestaakt en gestaakt zal houden.
2.7.
Bij besluit van 6 mei 2011 is Stichting Junio ontbonden.
2.8.
Eveneens op 24 november 2010 heeft gedaagde een overeenkomst gesloten met UHC. In deze overeenkomst is onder meer bepaald dat UHC eigenaar is van de rechten op onder meer het voeren van het merk Fonds voor het Hart, de database met geïnteresseerden en de database met donateurs. Er is overeengekomen dat UHC alle eigendommen inzake Fonds voor het Hart aan gedaagde overdraagt op het moment dat een vaststellingsovereenkomst is getekend tussen Stichting Junio en UHC en waar mogelijk op 24 november 2010. Deze vaststellingsovereenkomst is op 17 december 2010 getekend (zie onder 2.7.)
2.9.
Op 21 januari 2011 heeft gedaagde de handelsnaam Fonds voor het Hart geregistreerd bij de Kamer van Koophandel.
2.10.
Bij brief van 28 februari 2011, op briefpapier met het logo Fonds voor het Hart, heeft gedaagde aan Stichting Junio bericht over de voortgang van de overdracht, waarbij onder meer is geschreven over naam, logo, adres, relatiebestand en donateurs.
2.11.
Op 24 april 2011 heeft gedaagde voor het eerst onder de naam Fonds voor het Hart donaties geïncasseerd. Op 19 mei 2011 heeft zij de eerste nieuwsbrief Fonds voor het Hart verstuurd. Bij brief van 26 november 2011 heeft gedaagde Stichting Junio bericht dat alle activiteiten aan haar zijn overgedragen, waaronder het gehele donateursbestand.
2.12.
Op 6 december 2013 heeft gedaagde haar naam gewijzigd in Stichting Fonds voor het Hart.
2.13.
Na het overlijden van [A] op [datum overlijden] is op 4 september 2018 een verklaring van erfrecht afgegeven waarin is opgenomen dat gedaagde één van de erfgenamen van [A] is. Op 16 april 2019 is een nieuwe verklaring van erfrecht afgegeven, waarin gedaagde niet meer als erfgenaam is genoemd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De executeurs vorderen, samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verklaring voor recht dat Stichting Oogfonds, Stichting MD Research, Nederlandse Brandwonden Stichting, Stichting Macula Fonds en Stichting Koninklijke Nederlandse Geleidenhondenfonds de erfgenamen van [A] zijn;
II. de verklaring voor recht dat de Stichting Fonds voor het Hart niet behoort tot de kring der erfgenamen van [A] en aan haar geen erfgenaamschap toekomt;
III. veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2.
De executeurs leggen aan hun vordering ten grondslag dat de in het testament van [A] aangewezen stichting Stichting Fonds voor het Hart niet meer bestond op 29 maart 2013, de datum dat het testament is verleden en dat gedaagde op deze datum nog niet bestond: zij is pas ontstaan op 6 december 2013. Door de gelijkluidende naam is rechtspersoon verwarring ontstaan. Er is echter sprak van twee verschillende rechtspersonen die in bestuurlijk opzicht nooit iets met elkaar van doen hebben gehad. Dit betekent dat gedaagde niet een erfgenaam van [A] is.
in reconventie
3.3.
Gedaagde vordert, na wijziging van eis, samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de verklaring voor recht dat gedaagde legataris en erfgenaam is van [A], met veroordeling van de executeurs in de kosten van de procedure in reconventie.
3.4.
Gedaagde legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Indien een erflater een goed doel als erfgenaam noemt, zal de motivering daarvan gelegen zijn in het feit dat de erflater de doelstellingen van de erfgenaam ondersteunt. Nu gedaagde de doelstellingen heeft overgenomen van Stichting Junio door tussenkomst van UHC, voldoet gedaagde aan de wensen van erflater. De rechtsovergang heeft plaatsgevonden voor het opstellen van het testament en de statutenwijziging heeft plaatsgevonden voor het overlijden van [A]. Erflater kon weten dat er een rechtsovergang was geweest van de in Amsterdam gevestigde Stichting Junio en de in Den Haag gevestigde gedaagde. Dat [A] op het moment van het opstellen van het testament niet precies op de hoogte was van de rechtspersoonlijkheid van de erfgenaam is niet vreemd, omdat weinigen bij het doneren aan een goed doel stichting zich via de Kamer van Koophandel zullen oriënteren. Bepalend is dat de doelstellingen die de erflater wil ondersteunen worden geïdentificeerd.
in conventie en in reconventie
3.5.
Partijen voeren over en weer verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De rechtbank zal de vorderingen in conventie en in reconventie vanwege de samenhang gelijktijdig behandelen.
4.2.
Het testament van [A] is getekend op 29 maart 2013. Stichting Junio, voor 24 november 2010 nog Fonds voor het Hart geheten, was toen al opgeheven en bestond derhalve niet meer. Artikel 4:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat om aan een making recht te ontlenen, men moet bestaan op het ogenblik dat de nalatenschap openvalt. Niet ter discussie staat dat Stichting Junio op het moment dat [A] overleed niet meer bestond en derhalve geen erfgenaam is van [A].
4.3.
Artikel 4:56 BW bepaalt voorts dat rechten uit makingen aan een rechtspersoon die voor het openvallen van de nalatenschap is opgehouden te bestaan ten gevolge van een fusie of een splitsing, toekomen aan de verkrijgende rechtspersoon. Gedaagde is niet de rechtsopvolger van Stichting Junio zoals bedoeld in dit artikel. Zij heeft van UHC rechten overgenomen op het gebruik van de naam Fonds voor het Hart en andere aan deze naam gerelateerde vermogensbestanddelen, maar dit betekent niet dat zij de rechtsopvolger is van Stichting Junio als bedoeld in artikel 4:56 BW. Dit betekent dat gedaagde niet erft op grond van artikel 4:56 BW.
4.4.
Gedaagde beroept zich op de omstandigheid dat zij de doelstellingen van Stichting Junio heeft overgenomen en dat het derhalve de bedoeling van [A] is geweest om haar als erfgenaam aan te wijzen. Dat [A] niet precies wist waar zij was gevestigd, acht zij niet problematisch omdat erflaters in het algemeen een adres niet bij de Kamer van Koophandel controleren.
4.5.
Aldus doet gedaagde een beroep op artikel 4:46 lid 3 BW dat bepaalt dat wanneer een erflater zich klaarblijkelijk in de aanduiding van een persoon of een goed heeft vergist, de beschikking naar de bedoeling van de erflater ten uitvoer wordt gebracht, indien deze bedoeling ondubbelzinnig met behulp van de uiterste wil of met andere gegevens kan worden vastgesteld.
4.6.
De rechtbank concludeert allereerst dat van een vergissing sprake moet zijn geweest, omdat het niet de bedoeling van [A] kan zijn geweest om een stichting die niet meer bestaat als erfgenaam aan te wijzen.
4.7.
Vraag is dan of [A] bedoeld heeft om gedaagde als erfgenaam aan te wijzen, zoals gedaagde betoogt.
4.8.
Op het moment dat [A] zijn testament tekende, heette gedaagde nog niet Fonds voor het Hart, maar zij gebruikte al wel die handelsnaam. Zij was voorts al ongeveer 2,5 jaar eigenaar van de rechten inzake Fonds voor het Hart. Dat zij daarmee dus ook dezelfde doelstellingen had als Stichting Junio staat voor de rechtbank zonder een nadere toelichting, die gedaagde niet heeft gegeven, echter niet vast. In de processtukken zijn partijen niet ingegaan op de doelstellingen van Stichting Junio en van gedaagde. Ook zijn partijen niet ingegaan op de activiteiten die eerst Stichting Junio als Stichting Fonds voor het Hart en later gedaagde als Stichting Fonds voor het Hart heeft ontplooid. Partijen hebben geen nadere informatie verschaft hoe beide stichtingen werkten, en waaraan zij de door hen opgehaalde gelden beste(e)d(d)en. De tijdens de comparitie van partijen aanwezige vertegenwoordigers van gedaagde hebben slechts verteld dat gedaagde geen ANBI-status heeft en dat zij enkel met vrijwilligers werkt, maar verdere informatie is niet gegeven.
Voor wat betreft Stichting Junio is alleen verteld dat ook deze stichting geen ANBI-status had, verder informatie is evenmin gegeven.
4.9.
Executeur [executeur 1], die het testament van 20 maart 2013 heeft verleden, heeft tijdens de comparitie van partijen verklaard dat [A] in de periode vanaf 2001 diverse testamenten heeft opgesteld. In deze opeenvolgende testamenten heeft hij steeds Stichting Fonds voor het Hart als één van zijn erfgenamen opgenomen. Na 2001 hebben [executeur 1] en [A] de aanwijzing van deze stichting nooit meer met elkaar besproken. Over de reden waarom [A] in 2001 Stichting Fonds voor het Hart als erfgenaam heeft aangewezen kon [executeur 1] geen informatie verschaffen. Wel vertelde [executeur 1] dat het nooit de bedoeling van [A] kan zijn geweest om een stichting als erfgenaam aan te wijzen die geen ANBI-status heeft. Reden hiervoor is dat een stichting zonder ANBI-status belasting moet afdragen over de gelden die zij ontvangt, en [executeur 1] was geen voorstander van het betalen van belasting. [executeur 2], de andere executeur, heeft verteld dat [A] jaarlijkse donaties deed aan diverse stichtingen, waaronder de Hartstichting, maar dat hij nooit enige donatie aan de Stichting Fonds voor het Hart heeft gedaan. Met hun uitlatingen suggereerden de executeurs dat het mogelijk nooit de bedoeling van [A] is geweest om Stichting Fonds voor het Hart als erfgenaam aan te wijzen.
4.10.
Gelet op dit een en ander is de rechtbank van oordeel dat niet ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat het de bedoeling van [A] was om gedaagde als erfgenaam aan te wijzen. Het is duidelijk een andere stichting dan de Stichting Junio die [A] in 2001 in één van de eerdere versies van zijn testament heeft opgenomen en die altijd in opeenvolgende versies van zijn testament is blijven staan. Alhoewel gedaagde vermogensbestanddelen heeft overgenomen die eerder eigendom van Stichting Junio waren, is onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat gedaagde dezelfde doelstellingen heeft als Stichting Junio had. Ook overigens is niet komen vast te staan dat [A] enkel vanwege deze doelstellingen Stichting Junio als erfgenaam heeft aangewezen. Alhoewel weinig tot niets bekend is over het antwoord op de vraag waarom [A] Stichting Junio als erfgenaam heeft aangewezen, kan niet worden uitgesloten dat [A] voor zijn aanwijzing van Stichting Junio als erfgenaam ook nog andere redenen had dan de doelstellingen van Stichting Junio, redenen die specifiek aan Stichting Junio gelinkt zijn. Evenmin kan worden uitgesloten dat het helemaal niet de bedoeling van [A] was om Stichting Junio aan te wijzen als erfgenaam.
4.11.
Nu niet ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat [A] gedaagde op het oog had toen hij Stichting Fonds voor het Hart als erfgenaam aanwees, dient de vordering in reconventie te worden afgewezen. In deze procedure hebben de executeurs alleen belang bij hun vordering onder II zodat alleen dit gedeelte van hun vordering zal worden toegewezen. De rechtbank is niet gebleken dat er een geschil bestaat tussen de executeurs en gedaagde over de aanwijzing van de andere erfgenamen door [A], zodat zij geen reden ziet op dit punt een verklaring voor recht af te geven.
4.12.
Gedaagde zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in conventie en in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden tot op heden aan de zijde van de executeurs in conventie begroot op € 104,54 explootkosten, € 639 aan betaald griffierecht en € 1.086 aan advocaatkosten (2 punten à € 543, tarief II), totaal € 1.829,54. In reconventie worden deze kosten begroot op € 543 (2 x een half punt à € 543, tarief II).
4.13.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vergelijk HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten in overeenstemming met het daarop toepasselijke liquidatietarief.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat gedaagde (thans geheten Stichting Fonds voor het Hart) niet behoort tot de kring der erfgenamen van [A] en aan haar geen erfgenaamschap toekomt;
5.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van de executeurs tot op heden begroot op € 1.829,54 en op € 157 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 82 in geval van betekening, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemde bedrag te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart de veroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van de executeurs tot op heden begroot op € 543, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.7.
verklaart de veroordeling onder 5.6. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 1958