ECLI:NL:RBDHA:2020:3777
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Russische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-regelgeving. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak, met zaaknummer NL19.22125, heeft de rechtbank het beroep in de bodemzaak niet-ontvankelijk verklaard. Hierdoor was er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier S.J. Versteeg. De uitspraak is openbaar gemaakt, maar vanwege de coronamaatregelen niet op een openbare uitsprakenzitting uitgesproken. Er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.